N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het beste jongetje van de klas
In de Europese discussie over de schuldencrisis, heeft de Nederlandse regering zich van haar strengste kant laten zien. Strikt toezicht op de financiën van de Eurolanden, uit te voeren door een onafhankelijke Eurocommissaris, met een interventieladder van automatisch oplopende sancties voor landen die zich niet houden aan de afspraken uit het Stabiliteits- en Groeipact. Dat is de strekking van het voorstel voor de versterking van het bestuur in de Eurozone die de Nederlandse regering in haar brief van 7 september uiteen heeft gezet.
Een vergelijkbare inzet is gekozen in de discussie over het zogenaamde ‘six pack’: zes maatregelen om het toezicht op de begrotingen en economische ontwikkeling van de Eurolanden te versterken. Op basis van deze maatregelen krijgt de Europese Commissie de bevoegdheid haar aanbevelingen aan individuele lidstaten kracht bij te zetten met financiële sancties, die alleen door een gekwalificeerde meerderheid van stemmen door de Raad van Ministers ongedaan kunnen worden gemaakt. Dit ‘semi-automatische’ sanctiemechanisme was precies wat de Nederlandse regering wilde, om te voorkomen dat zich een situatie zou herhalen als in 2003/2004, toen Duitsland en Frankrijk met succes sancties tegen zichzelf wisten tegen te houden.
Er zit iets paradoxaals in de Nederlandse steun voor deze maatregelen en de eigen, nog radicalere plannen. Immers, de plannen van de Nederlandse regering behelzen de overdracht van vergaande bevoegdheden aan de EU – iets dat in het overwegend Eurosceptische politieke klimaat van het moment op andere vlakken vrijwel onbespreekbaar is.
Een verklaring voor deze paradox is gelegen in de gedachte dat Nederland het beste jongetje van de klas is waar het gaat om de overheidsfinanciën. Nederland heeft zijn zaken op orde en zal het zich niet laten gebeuren dat de Europese Commissie in moet grijpen om orde op zaken te stellen. De nieuwe toezicht- en sanctiemechanismen zijn er dan ook vooral voor andere (lees: Zuid-Europese) landen, die op die manier tot vlijt en zuinigheid moeten worden bewogen.
Hoewel dit sentiment in Nederland appelleert aan diepgewortelde stereotypen over de eigen ‘volksaard’ en die van andere landen, is het verstandig ons hier niet te zeer door te laten meeslepen. Het beeld van beste jongetje van de klas verdient namelijk een aantal behoorlijke nuanceringen, die bij versterkt Europees economisch en financieel toezicht pijnlijk duidelijk kunnen worden.
Zo is de hypotheekrenteaftrek voor neutrale waarnemers van de Nederlandse economie en huizenmarkt een onlogisch en onhoudbaar systeem. De OESO heeft Nederland dan ook herhaalde malen geadviseerd de hypotheekrenteaftrek af te schaffen. Het ligt voor de hand dat andere onpartijdige en technocratische internationale instellingen tot een vergelijkbaar oordeel zullen komen.
Een andere steen des aanstoots is het wel zeer genereuze Nederlandse systeem van winstbelasting, dat veel internationaal werkende bedrijven naar Nederland heeft gelokt. Vanuit Nederlands perspectief is dat een staaltje van goed ondernemerschap, vanuit het perspectief van veel andere landen is het eerder een vorm van gelegitimeerde belastingontduiking, die de inkomsten van andere landen ondermijnt. Het is niet voor niets dat de Duitse en Franse regeringen al langere tijd aansturen op een Europese grondslag (en op termijn mogelijk een gemeenschappelijk tarief) voor de winstbelasting.
Deze kritiek op elementen van het Nederlandse systeem is al ouder en hoefde tot nog toe geen Nederlandse politicus te verontrusten. De OESO geeft alleen adviezen en als het gaat om belastingen is in de EU unanimiteit vereist om besluiten te nemen. Ook bij de versterking van het Europese begrotingstoezicht gaat de Nederlandse regering er voetstoots vanuit dat deze elementen van het eigen beleid buiten schot zullen blijven. Dat zou wel eens een fundamentele misrekening kunnen zijn, om twee redenen.
De eerste reden is gelegen in de logica van het begrotingstoezicht. Het toezicht van de Europese Commissie onder het six pack omvat niet alleen maatregelen om te hoge schulden en tekorten terug te dringen, maar ook maatregelen om toekomstige problemen te voorkomen. De situatie rond Spanje laat zien dat dat geen overbodige luxe is. Als het gaat om het begrotingstekort en de staatsschuld, scoort Spanje vrij behoorlijk. Dat beleggers desondanks het vertrouwen in Spanje dreigen te verliezen, komt vooral door de aanhoudend hoge werkloosheid en de overspannen Spaanse huizenmarkt. Het Europees financieel-economisch toezicht heeft daarom ook betrekking op dit soort onderwerpen. Op haar website over het six pack meldt de Commissie dan ook dat de nieuwe maatregelen voor preventief economisch toezicht zich onder andere richten op ‘asset bubbles’ en ‘competitiveness divergences’. Het is interessant te zien wat dat betekent voor een instrument als de hypotheekrenteaftrek.
De tweede reden ligt in de veranderingen in besluitvorming die met het versterkte Europese toezicht gepaard gaan. Een van de lessen van de huidige crisis is dat effectief toezicht niet mogelijk is als lidstaten te gemakkelijk maatregelen kunnen blokkeren. Het semi-automatische sanctiemechanisme van het six pack is hier een antwoord op. Dit betekent echter dat ook Nederland niet zo gemakkelijk meer onder aanbevelingen van de Europese Commissie uit zal komen. Zelfs als het zijn vetorecht behoudt bij Europese wetgeving over onderwerpen als belastingen en sociale zekerheid, kan Nederland zo via specifieke aanbevelingen van de Commissie gedwongen worden beleid en wetgeving aan te passen – op straffe van een sanctie die alleen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen kan worden tegengehouden. Voor onderwerpen die onderdeel worden van het Europese toezicht op de financiën en economie van de Eurolanden, zal het zo steeds moeilijker worden de druk vanuit Brussel te weerstaan.
Het is interessant in dit verband te kijken naar de aanbevelingen waar de Commissie dit jaar mee is gekomen in het kader van de ‘Europa 2020’ strategie. Deze aanbevelingen zijn nu nog onverbindend, maar het ligt voor de hand dat ze onder het versterkte begrotingstoezicht terug zullen komen, maar dan minder vrijblijvend. In haar aanbevelingen aan Nederland pleit de Commissie onder meer voor het vergroten van de arbeidsmarktparticipatie ‘door de negatieve fiscale prikkels om te werken voor verdieners van een tweede inkomen te verminderen’. Hiermee komt ook de beruchte ‘aanrechtsubsidie’ onder vuur te liggen, een maatregel die de laatste jaren in de Nederlandse politiek juist is ontzien onder druk van de (kleine) christelijke partijen. Ook beveelt de Commissie aan rekeningrijden in te voeren. Deze laatste aanbeveling is weliswaar gesneuveld bij de behandeling in de Raad van Ministers, maar het is de vraag of dat in de toekomst even gemakkelijk zal gaan.
Daarmee dreigt de Nederlandse politiek het slachtoffer te worden van het rotsvaste geloof in de eigen financieel-economische superioriteit, dat kan worden samengevat onder het motto: ‘wij hebben onze zaakjes netjes geregeld, dus wij hoeven nergens bang voor te zijn.’ In de uitwerking van een sterker Europees toezicht op de Eurolanden zou dit wel eens heel anders kunnen uitpakken dan nu in Den Haag wordt voorzien. Dan wordt Nederland niet gevierd als beste jongetje van de klas, maar mokkend in de hoek gezet.