De verhouding tussen religie en rechtspopulisme in Nederland

maandag 31 maart 2025, 13:00, Marietta van der Tol

Begin 2019 was Nederland in de ban van de Nashville-verklaring. Deze Amerikaanse anti-LHBT verklaring was door een handvol conservatieve christenen vertaald in het Nederlands en werd als een petitie verspreid.

De inhoud en toon waren veel conservatiever dan men in Nederland gewend was: voornamelijk omdat gezegd werd dat homoseksualiteit een leefstijl of keuze is, en niets te maken zou hebben met iemands identiteit. In de politiek en in de media werd geschokt gereageerd, evenals op de Biblebelt. Ook daar was ongemak, omdat er juist meer openheid begon te komen voor LHBT’ers.

Gender en seksualiteit zijn dé hoofdthema’s in de Amerikaanse ‘cultuuroorlog’. Of het nu gaat om abortus, homohuwelijk, of feminisme: deze issues dragen bij aan wat conservatieve christenen ervaren als de teloorgang van het klassieke gezin.

Bovendien worden deze thema’s geassocieerd met ‘links liberalisme’, met elites, met globalisering en met de liberale wereldorde. Door je te verzetten tegen individuele uitingen van het liberalisme, pleeg je symbolisch verzet tegen de samenleving die je (ten dele) als vijandig beschouwt.

Een stem op de Republikeinse kandidaat van 2024 gaf uitdrukking aan dit geluid: sommigen stemden op Donald Trump uit overtuiging, anderen uit loyaliteit naar de Republikeinse partij, en weer anderen omdat Kamala Harris juist als heel liberaal werd gezien.

Toch zijn veel conservatieve christenen niet per se nationalistisch of populistisch. Veel conservatieve christenen zijn zowel ‘lokaal’ als ‘missionair’ ingesteld. Dat wil zeggen: het startpunt van een referentiekader is de lokale kerkgemeenschap en een idee van hoe de wereld zou moeten zijn.

Decennialang ondersteunden kerken missionaire werkers op andere continenten, vaak geschakeld met ontwikkelingshulp. Steeds vaker zien conservatieve christenen hun eigen omgeving en eigen land als missie-veld. Bijvoorbeeld omdat de samenleving verder seculariseert, of omdat het gevoel heerst dat de grote politiek beslissingen neemt die conservatieve idealen in de weg staan.

Of het nu ‘Washington’ is of ‘Den Haag’: het gevoel is dat een grote stad ergens anders in het land bepaalt de richting waarin de samenleving zich ontwikkelt.

Er is zeker een voedingsbodem voor radicaal-rechtse retoriek. Dit draait om een serie contrasten: tussen religie en secularisme, tussen traditionalisme en LHBT-rechten, of de verbeelding van goed en kwaad (voorheen, de scheiding tussen kerk en wereld).

Zowel de Nashville-verklaring als het succes van de MAGA-beweging laat zien dat rechtspopulistische denktanks goed snappen dat ze conservatieve christenen op de been kunnen krijgen door retoriek te gebruiken die voor hen herkenbaar is: anti-gender, anti-LHBT, anti-elites, anti-liberalisme, en tot op zekere hoogte anti-migratie.

Tegelijkertijd zijn er ook talloze kwesties waarin die voedingsbodem niet zo duidelijk bestaat. De meeste christenen sympathiseren niet met extreemrechts of met antisemitisme, terwijl de grens tussen radicaal-rechts en extreemrechts veel vager is.

Bovendien is er een groot verschil tussen het aanhangen van anti-liberale ideeën als een countercultural posture – een bewuste afwijzing van de dominante cultuur – en het daadwerkelijk najagen van illiberale politiek en illiberaal beleid.

Illiberale politiek gebruikt anti-liberale rhetoriek om structurele veranderingen in de rechtsstaat goed te praten. Bijvoorbeeld, door loyalisten aan te stellen in de hoogste rechtbank, door de vrijheid van de pers te beperken, of in de geest van Project 2025 het algehele Amerikaanse overheidsapparaat te herstructureren.

Lang niet alle conservatief christelijke Amerikanen steunen dat, maar dat wil niet zeggen dat ze zich ertegen durven uit te spreken. Aan de ene kant, omdat het deel uitmaakt van het ‘verzet’ tegen het liberalisme, aan de andere kant, omdat doorsnee Amerikanen terughoudender zijn geworden in de interpersoonlijke gesprekken over politiek.

Op transnationaal niveau vallen de ‘christelijke’ kwesties wel het meeste op, omdat radicaal-rechtse bewegingen de claim op het christendom veelvuldig gebruiken in hun retoriek. Dat kan door kerken te gebruiken als een façade, zoals de Katholieke en Protestantse kerken in Hongarije, de Katholieke Kerk in Polen, en een scala aan (mega)kerken in de Verenigde Staten.

Rusland doet dit ook, door opzichtig gebruik te maken van de symbolen en leiders van de Russisch Orthodoxe Kerk. Juist hier is een belangrijk verschil met Nederland. Politici zoals Geert Wilders of Thierry Baudet hebben niet een heel duidelijke band met religie.

Naast het anti-Islam sentiment gaat het hun niet zozeer om de kerken. Dat betekent ook dat de relatie tussen conservatieve christenen en rechtsradicale partijen anders is dan in Amerika.

Allereerst hebben conservatieve christenen de keuze uit meerdere politieke partijen, waaronder de SGP, de ChristenUnie, en het CDA. De SGP vertegenwoordigt al ruim honderd jaar de conservatief-gereformeerde stem in Den Haag.

Dat betekent dat de aantrekkingskracht van een PVV of een FVD minder in de religieuze hoek moet worden gezocht, en meer in thema’s die breder in de samenleving spelen: migratie, islam, huisvesting, de groene transitie, de toekomst van boerenbedrijven. Hoewel de SGP op enig moment aansluiting zocht bij FVD, was de lijstverbinding van korte duur.

Ook een boek zoals Concurrent of Bondgenoot kon de SGP niet overtuigen van een blijvende broederlijkheid met FVD. Het kiezerslandschap zou er waarschijnlijk anders uitzien als deze christelijke partijen niet zouden bestaan, misschien meer zoals in Amerika, waar voor conservatieve christenen niet echt een alternatieve partij is.

Daarnaast hangt ‘samenwerking’ met rechtsradicale partijen meer af van individuele politiek ondernemers en een aantal transnationaal georiënteerde predikanten, net zoals bij de Nashville-verklaring. Het recente succes van Wilders leidt wel tot ongemak in conservatieve kerken, maar je kan niet stellen dat er een echte radicaal-rechtse christelijke beweging is in Nederland (zoals ik eerder stelde in The Christian Right in Europe (ed. Gionathan Lo Mascolo).

Voor buitenlandse denktanks zijn Nederlandse organisaties die zich bezighouden met cultuurstrijd, wel mogelijke partners. De Zembla-uitzending Gods lobbyisten laat zien dat Nederlandse organisaties een plek hebben in transnationale rechtsradicale netwerken, maar zich voornamelijk richten op andere landen, zoals op het Afrikaanse continent.

Sommige conservatieve christenen zien kansen om hun eigen ‘verzet’ tegen het liberalisme te schakelen aan een rechtsradicale agenda, echter is dat niet het dominante beeld in Nederland.

Maar de voedingsbodem voor rechtsradicale politiek bestaat. Het is belangrijk juist die voedingsbodem niet te verdiepen en voorzichtig om te gaan met elkaar in discussies over gender, seksualiteit, of de schoolvrijheid – tegen de polarisatie en voor de democratische rechtsstaat.

Dr Marietta van der Tol is Landecker Lecturer aan de Universiteit van Cambridge en auteur van Constitutional Intolerance: the fashioning of 'the other' in Europe's constitutional repertoires.

Deze bijdrage stond in