N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Hoe Brustem een tip van de sluier licht over dieperliggende contrasterende ideeën rond veiligheidsvoorziening
De geïmproviseerde niet-vergunde raveparty in het Belgische Brustem, niet zo ver van Maastricht, heeft ook in Nederland de gemoederen beziggehouden. Dat zal wel te maken hebben met het feit dat er heel wat Nederlanders aanwezig waren, maar men was toch ook bezig met vragen als “Zou dit hier ook kunnen gebeuren?” (antwoord: ja, en het is ook niet hypothetisch, het gebeurt al) en “Zou de aanpak in Nederland anders zijn geweest dan de Belgische?” Die tweede vraag is een interessante. Er zijn redenen om aan te nemen dat de aanpak in Nederland anders zou zijn verlopen. In Nederland nemen bij dit soort lokale incidenten operationele diensten zoals de politie, brandweer en ambulance in principe een leidende rol op, terwijl in België al bijna onmiddellijk (lokale) politieke bestuurders in de cockpit zitten, en operationele diensten een meer adviserende en uitvoerende rol bedeeld krijgen. De manier van denken, onafhankelijk van wie er een sturende rol heeft, loopt in beide landen wel gelijk: handelingen zijn gebaseerd op een risicoanalyse van de situatie/crisis, waarbij kosten en baten tegenover elkaar afgewogen worden. Dat lijkt een logische manier van denken, maar dat komt enkel omdat dit volledig past in een vrij recente maatschappelijke opvatting over veiligheidsvoorziening. Om dat te kunnen duiden is een historisch overzicht hoe we tot deze manier van denken gekomen zijn nodig.
Reactieve veiligheidsvoorziening
Wanneer we teruggaan in de tijd tot de opkomst van de natiestaten, zien we dat veiligheidsvoorziening initieel een vrij strafrechtelijke invulling krijgt en dat dit gedurende een lange periode ook zo blijft. Het idee is dat de veiligheid wordt bedreigd wanneer personen zich gedragen op een manier die niet toegestaan wordt door de wet. De nadruk kon daarbij liggen op het bewaken van de openbare orde of op misdaadbestrijding, maar dat is meer een smaakverschil want het onderliggende principe blijft fundamenteel hetzelfde.
Veiligheidsvoorziening is daarom in deze periode inherent reactief. Zelfs de opkomst van de welvaartsstaat brengt, althans initieel, geen sterke wijzigingen. Er wordt meer aandacht besteed aan rehabilitatie in het gevangeniswezen en er is een zekere verschuiving van de aandacht naar de dieperliggende oorzaken waarom mensen illegale daden stellen, maar het optreden tegen verstoring van de veiligheid blijft geënt op de gekende leest: (hard) optreden wanneer de wet overtreden wordt. Een kentering kan eigenlijk pas geobserveerd worden in de jaren ’80 en ’90, wanneer New Public Management-denken een intrede doet in de publieke sector. Met de bedrijfswereld als voorbeeld wordt een voldoende return on investment verwacht bij overheidshandelen, in de vorm van doelbereiking en klant/burger-tevredenheid.
Een veranderend beeld
Het is hier niet de bedoeling om deze evolutie af te schilderen als inherent negatief; een val waar wel vaker in getrapt wordt. Wanneer we kijken naar de gevolgen voor veiligheidsvoorziening, kunnen we initieel zelfs veel positieve gevolgen zien. Er is een grotere aandacht voor preventie, onder het motto dat het beter, lees: wellicht goedkoper, is om te voorkomen dan om te genezen. Er wordt ook meer nadruk gelegd op het belang van de perceptie van de burger naar veiligheidsvoorzieners toe. Dat vertaalt zich naar meer interactie met de burger en initiatieven als community oriented policing, waarbij de burger ook actief betrokken wordt. Tegelijkertijd leidt dit ook tot afwijkingen van gelijke behandeling, want individuele cases zijn nu eenmaal allemaal uniek, en oplossingen moeten dus ook geval per geval gezocht worden. Veiligheidsvoorziening wordt ook veel meer dan enkel ervoor zorgen dat de wet gerespecteerd wordt, of anders gezegd: het respecteren van de wet is slechts één van verschillende waarden die tegenover elkaar afgewogen moeten worden. Dit is dus waar een fundamenteel verschil geobserveerd kan worden tegenover de voorgaande periode: van respect voor de wet als een absolute en primaire waarde naar respect voor de wet als een betwist belang. Daarom niet onbelangrijk, maar wel met ruimte voor het kijken naar andere mogelijke belangen.
Maar hoe moet die afweging dan gebeuren? Hier is waar we de opkomst vinden van de risicoanalyse. Welke voordelen zijn er verbonden aan het doen respecteren van de wet, veelal vertaald naar: welke schade wordt vermeden? Welke mogelijk negatieve gevolgen brengt het afdwingen van de wet met zich mee, en wat is de waarschijnlijkheid dat deze gevolgen zich ook effectief zullen manifesteren? In de dagen na de rave in Brustem werd er in de media volop aandacht besteed aan de schade die gedurende het weekend veroorzaakt was. Slapeloze nachten voor de buren, aardappelvelden in de omgeving die kapotgetrapt waren, en de verstoring van wat in essentie een natuurgebied is. Daar werd tegenover gezet dat ingrijpen tot escalatie en geweld had kunnen leiden, wat gewonden zou opleveren bij zowel feestgangers als ordediensten. Bovendien werd er gewezen op de noodzaak van een zeer uitgebreide inzet van ordediensten bij een ontruiming, en het mogelijk overbelasten van hulpdiensten. Uiteindelijk werd dus beslist om voor een natuurlijk uitdoofscenario te gaan, waarbij de feestgangers praktisch ongemoeid werden gelaten tijdens het evenement, er wel een oogje in het zeil werd gehouden, en men herhaling heeft proberen voorkomen door na het evenement tot snelle arrestaties te komen van de, vermeende, organisatoren.
Wat nu?
Of deze maatschappelijke opvatting over veiligheidsvoorziening nu wel of niet een goede zaak is, is een vraag waar onder andere rechtsfilosofen en criminologen zich al een tijd over buigen, en dit korte artikel heeft niet de pretentie om die discussie te beslechten of zelfs een significante contributie aan het debat te brengen. Wel wil het een pleidooi zijn om het respecteren van de wet te herstellen tot een eigenstandige waarde die, wanneer het nodig is om een risicoanalyse te maken, meegenomen moet worden in de weging. Want het gevoel komt wel naar voren dat dit element ontbrak, en er geconcentreerd werd op de onmiddellijke schade en onmiddellijke gevolgen om tot een besluit te komen. De beeldvorming dat het mogelijk is dat er alvast gedurende een tijd gedoogd wordt dat er buiten de krijtlijnen van de wet gekleurd mag worden, heeft ook langetermijngevolgen die wellicht een stuk moeilijker meetbaar zijn, maar daarom niet minder belangrijk. In tijden waar de kranten vol staan van verhalen dat het geloof in de democratische rechtstaat onder druk staat en het vertrouwen in staatsstructuren niet zo groot is, moet er ook ernstig rekening gehouden worden met de signaalfunctie die het ongestoord laten doorgaan van dit soort evenementen met zich meebrengt. Dat betekent niet dat er daarom ook een ontruiming had moeten komen, natuurlijk. Ook deze auteur heeft alle begrip voor het zoeken naar een oplossing die het gebruik van geweld in een zo groot mogelijke mate vermijdt. Maar waren er dan echt geen maatregelen beschikbaar die het einde van de rave hadden kunnen bespoedigen, en meer het beeld zouden gecreëerd hebben dat er wel degelijk opgetreden wordt bij het overtreden van de wet? Dat lijkt toch sterk.
Joery Matthys is universitair docent aan het Institute of Security and Global Affairs van universiteit Leiden, waar hij deel uitmaakt van het team Policing Studies.