N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Over vacuüm en fusie: de toekomst van VVD, CDA en PvdA
Het is 1986. De uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen is zojuist bekend gemaakt: 54 zetels voor CDA en 52 voor de PvdA, samen goed voor meer dan twee derde van alle Kamerzetels. In de I&O-peiling van deze maand zijn ze nog maar goed voor 19 zetels in totaal. De vanzelfsprekende dominantie van de christen- en sociaaldemocratische volkspartijen is voorbij; het is moeilijk denkbaar dat die hegemonie ooit terugkomt. Daar tegenover staat de VVD, de partij die in 2010 voor het eerst de grootste in Nederland werd. Al twaalf jaar levert de partij de premier; er lijkt bij de VVD geen wolkje aan de lucht. Maar klopt dat beeld? Hoe gaat het met de gevestigde partijen, hoe zijn we op dit punt beland, en wat kunnen we verwachten in de toekomst? We vragen het aan Gerrit Voerman, directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen van de Rijksuniversiteit Groningen.
VVD: wie volgt Rutte op?
Op het eerste gezicht lijkt de VVD er goed voor te staan. Met 28 zetels in de meest recente peiling van I&O verliest de partij dan wel zes zetels vergeleken met de Tweede Kamerverkiezingen vorig jaar, niettemin steekt ze nog steeds met kop en schouders boven de andere partijen uit. Toch valt er een schaduw over de VVD: wat gebeurt er als het onvermijdelijke gebeurt en Rutte, inmiddels al 16 jaar partijleider, terugtreedt? De partij is in grote mate van hem afhankelijk geworden en het is nog volstrekt onduidelijk wie hem zou kunnen opvolgen. Troonpretendenten als Edith Schippers en Klaas Dijkhoff hebben de politiek inmiddels verlaten (maar zouden natuurlijk wel de weg terug weten te vinden wanneer er een vacature ontstaat). In de groep van fractievoorzitter Sophie Hermans en de verschillende nieuwe VVD-ministers is nog geen natuurlijke opvolger zichtbaar; een leiderschapsvacuüm dreigt.
Wie de opvolger ook wordt, het is dan nog maar de vraag of diegene de partij op hetzelfde niveau kan houden als onder Rutte – hoewel die ook een uiterst zwakke electorale start maakte nadat hij in 2006 lijsttrekker was geworden. Daarbij komt dat de concurrentie voor de VVD op de rechterflank sinds de eeuwwisseling sterk is toegenomen door de opkomst van nieuwe rechts-populistische partijen. Ook dat is zichtbaar in de peilingen: haalde de VVD in 2012 nog 41 Kamerzetels, in 2021 waren dat er 34 en nu staat ze in de peilingen op 28 zetels, terwijl de PVV (enigszins) en JA21 (behoorlijk) winnen. Kortom: de positie van de VVD is niet zo stabiel als het lijkt.
CDA: waarheen leidt de weg?
Het CDA kampt met grotere problemen, na de teleurstellende uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen: de partij kwam niet in de buurt van de VVD, laat staan dat partijleider Hoekstra Rutte kon opvolgen als minister-president, zoals het CDA hoopte. Vervolgens stapte ook nog eens stemmenkanon Omtzigt uit de partij. Over de oorzaken van de verkiezingsnederlaag is nauwelijks gedebatteerd, noch over de toekomst van de partij. Daaraan is partijleider Hoekstra mede debet: als minister van Buitenlandse Zaken is hij veel afwezig, en dat terwijl de bijna existentiële crisis waarin zijn partij zich bevindt (in de peilingen staan de christendemocraten momenteel op een schamele acht zetels) juist om een leider vraagt die het initiatief neemt.
PvdA: wel of niet fuseren?
De situatie bij de PvdA is eveneens zorgelijk. Van de dreun bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 – het verlies van 29 zetels – is de partij in geen enkel opzicht hersteld. Anders dan in het CDA wordt het debat over de toekomststrategie bij de sociaaldemocraten wel gevoerd. Dat leidt echter tegelijk tot grote interne verdeeldheid: moet er wel of niet nauwer worden samengewerkt – of zelfs gefuseerd – met GroenLinks? Partijprominenten als Moorman en Timmermans dringen erop aan, anderen willen er niets van weten, zoals oud-partijvoorzitter Spekman. Mochten de leden van GroenLinks in het komende ledenreferendum vóór een gezamenlijke Senaatsfractie stemmen, dan wordt de (externe) druk op de PvdA alleen maar groter. De referendumuitslag is op 11 juni gepland, wanneer de PvdA haar congres houdt over deze kwestie.
De geest van individualisering is uit de fles
Dat de PvdA met haar rijke traditie over fusie discussieert, tekent de ernst van de situatie. Al decennia lang is er sprake van een structurele neergang van de traditionele volkspartijen, niet alleen in Nederland, maar ook elders. Door de individualisering van de samenleving is het samenbindende vermogen van de ooit zo machtige christen- en sociaaldemocratie sterk afgenomen. Hun abonnement op de macht zijn zij kwijt. Met een electoraal aansprekende partijleider kunnen het CDA en de PvdA bij Kamerverkiezingen nog wel eens pieken, zoals PvdA-leider Samsom in 2012 liet zien, maar hun glorietijd is voorbij.
Aan de andere kant hebben de VVD en D66, beide liberale partijen die het individu centraal stellen, juist voordeel van de toenemende individualisering van de samenleving. Samen haalden zij vorig jaar bij de Tweede Kamerverkiezingen meer dan een derde van de zetels. Maar individualisering betekent tevens afnemende partijloyaliteit: de VVD en D66 kunnen zich in electoraal opzicht evenmin permanent rijk rekenen, ook al hebben zij in maatschappelijk opzicht de wind mee.
Conclusie: personalisering als tijdelijke reddingsboei
De in de afgelopen decennia sterk toegenomen beweeglijkheid van de kiezer pakt voor de gevestigde partijen bepaald niet hetzelfde uit. CDA en PvdA hebben er sterk onder te lijden en dreigen er zelfs aan ten onder te gaan; VVD en D66 spinnen er goed garen bij – alhoewel ook zij (en in het bijzonder D66) met de keerzijde ervan te maken hebben (gehad). Tegelijk biedt de afgenomen partijloyaliteit partijen ook kansen. Juist doordat kiezers minder trouw zijn aan hun partij, kan de persoon van de lijsttrekker een zwaarder gewicht krijgen bij de stemkeuze. Ook al zullen kiezers vanwege een bepaalde lijsttrekker niet snel van een linkse naar een rechtse partij switchen (of andersom), de persoonlijke kenmerken van lijsttrekkers kunnen wel relevant zijn bij hun keuze tussen een aantal rechtse dan wel linkse partijen – met andere woorden: tussen partijen die zich binnen hetzelfde politieke domein bevinden. Deze personalisering biedt ook de kwijnende volkspartijen CDA en PvdA mogelijkheden, zij het dat die meer een tijdelijke opleving dan structureel, blijvend herstel.
Prof.dr. Gerrit Voerman is hoogleraar Nederlandse en Europese partijstelsels en tevens directeur van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) van de Rijksuniversiteit Groningen.
Judith Dekker is als stagiair-redacteur bij PDC verbonden aan het Montesquieu Instituut.