N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Grote verschillen tussen Nederlandse en Duitse formatieproces: begin december zijn ze er daar wel uit
Deze week, vrijdag aanstaande, bereikt de Nederlandse politiek een nieuw record. De huidige formatie is dan de langste sinds de Tweede Wereldoorlog. Het vorige record stond op naam van Rutte III: 225 dagen. De onderhandelingen duren zo lang dat sommigen zelfs terugverlangen naar een rol voor de koning in het formatieproces. Hij zou de onderhandelende partijen een spiegel voor kunnen houden en met zachte hand partijen kunnen dwingen om te leveren. Informateur Johan Remkes bleek overigens op het nippertje die rol toch nog op zich te kunnen nemen. Deze week gaan de belangrijkste hoofdrolspelers in retraite om knopen door te hakken.
Duitse politici, voor zover ze op de hoogte zijn van het Nederlandse informatieproces, kijken met grote verbazing naar de Nederlandse impasse. In Duitsland hebben ze helemaal geen informateur, noch formateur nodig om te komen tot een nieuw kabinet. Daar regelen de partijen het zelf. En ze doen er gemiddeld veel sneller over dan bij ons. Toegegeven, we weten nog niet helemaal zeker of de onderhandelingen voor de ‘stoplicht’-coalitie gaan lukken, maar alle seinen staan op groen. Zelfs de Europese Raad gaat er klaarblijkelijk van uit dat er begin december een nieuw kabinet komt. Ze hebben immers al afscheid van Angela Merkel genomen, terwijl de volgende EU-top gepland staat voor 16/17 december, met dus hoogstwaarschijnlijk Olaf Scholz als kanselier.
Anders dan in Nederland wordt het Duitse onderhandelingsproces sinds de verkiezingen van 27 september volgens een strak stramien georganiseerd, gründlich kun je wel stellen. Op 15 oktober werd de eerste informatiefase afgesloten met een bericht over de contouren van een mogelijke coalitie tussen SPD, FDP en de Groenen. Vanaf aanstaande woensdag 27 oktober wordt op basis van dat document dagelijks van 11.00 tot 17.00 uur verder onderhandeld in 22 werkgroepen, ingedeeld naar thema. Op 10 november leveren deze werkgroepen hun eindverslag in van maximaal 5 pagina’s in lettertype Calibri, lettergrootte 11, regelafstand 1,5. Dat moet eind november leiden dat tot een coalitieakkoord dat begin december door de afzonderlijke partijen moet worden goedgekeurd. Tussen 6 en 10 december is er – volgens planning - een nieuw kabinet.
Anders dan in Nederland of België wordt in Duitsland een absolute noodzaak gevoeld om snel te komen met een nieuw kabinet dat handlungsfähig is en dat ook in de EU besluiten kan nemen. Europa moet op Duitsland kunnen rekenen, vinden ook Duitse politici. Vanzelfsprekend speelt ook mee dat Duitse politici zich meer dan veel van hun collega’s uit andere landen bewust zijn van de kwetsbaarheid van de democratie. De Duitse constitutie is zo geformuleerd dat de democratie nooit meer kan afbrokkelen op een manier zoals dat in de jaren 1932-1933 is gebeurd. Vanuit die instelling wordt het makkelijker om de grote tegenstellingen tussen partijen, die er ook in Duitsland zijn, te overbruggen. In kleine landen als Nederland en België lijkt de noodzaak om snel te komen tot een nieuw kabinet minder gevoeld te worden vanuit het idee dat het land ook met een demissionair kabinet best goed kan functioneren. Toen de Belgische regering Di Rupo in 2011 werd geïnstalleerd na een formatieproces van maar liefst 541 dagen stelde menig analyticus met een gerust hart vast dat het land ook zonder een volledig bevoegd kabinet de stormen van de kredietcrisis relatief goed had doorstaan.
Toch is de kwetsbaarheid van de democratie ook bij ons een belangrijk thema. Door het veranderende kiezerslandschap hebben traditionele partijen als CDA en PvdA moeite om hun traditionele Stammwähler te bereiken. De opkomst van rechts-radicale partijen als de PVV en FvD hebben dit probleem extra zichtbaar gemaakt. Het leidde tot een aantal relatief kleinere politieke partijen die met elkaar onderhandelen zonder dat één partij de leiding naar zich toe kan trekken.
Juist dit gegeven wordt in Duitsland met argwaan bekeken. Naar aanleiding van de verkiezingsuitslag werd er gesproken over de Niederländisierung van de Duitse politiek. Voor het eerst was er bij de laatste Duitse verkiezingen geen partij die meer dan dertig procent van de kiezers naar zich toe kon trekken. Voor het eerst sinds decennia komt er nu in Duitsland een driepartijencoalitie tot stand.
Zowel in Nederland als in Duitsland zijn er veel dossiers die roepen om een oplossing. In Nederland spreken de thema’s voor zich: de toeslagenaffaire, het stikstofdebat en ook de aardbevingsschade in Groningen hebben de coalitieonderhandelingen verlamd. En ook in Duitsland zijn er genoeg lastige dossiers. Tijdens de coronacrisis bleek hoe slecht het met de digitalisering in het land is gesteld. De Duitse GGD’s maakten nog uitgebreid gebruik van de fax en homeschooling werd bemoeilijkt door de slechte internetverbindingen. En het Duitse klimaatdossier staat onder hoogspanning omdat volgend jaar de laatste kerncentrales sluiten waardoor de afhankelijkheid van het Russisch gas en van eigen kolencentrales, ja zelfs van bruinkool, voorlopig groot blijft.
Maar in plaats van de oren te laten hangen valt op met welke ambitieuze woorden de Duitse partijen de onderhandelen ingaan. SPD-kanselierskandidaat Olaf Scholz kondigt het grootste industriële moderniseringsproject aan dat Duitsland in de afgelopen honderd jaar doorvoerde. Groenen-covoorzitter Annalena Baerbock spreekt over het einde van de politiek van de kleinste gemene deler om te komen tot een sociaalecologische markteconomie verankerd in Europa. En FDP-voorzitter Christian Lindner kondigt een ‘gedecarboniseerde industrienatie’ aan die een voorbeeld moet zijn voor andere landen. De Nederlandse onderhandelaars doen er goed aan nog even te kijken wat er in Duitsland op het spel staat en hoe men daar tot een coalitieakkoord komt. Misschien kunnen ze er nog wat van opsteken.
Hanco Jürgens is wetenschappelijk medewerker van het Duitsland Instituut Amsterdam.