N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een kandidaatsstem of een lagere voorkeurdrempel?
Dit is een bijdrage in Policy paper 14 van het Montesquieu Instituut. Lees het gehele paper hier
Het stelsel ‘Met één stem meer keus’ wil een onderscheid introduceren tussen een ‘lijststem’ en een ‘kandidaatsstem’. De kiezer die een lijststem uitbrengt, stemt in met de lijstvolgorde. Zijn stem zal meewerken aan de verkiezing van de kandidaten in de volgorde van de lijst. De kiezer die een kandidaatsstem uitbrengt, keurt de lijstvolgorde per definitie af. Als hij op kandidaat X heeft gestemd, die vervolgens te weinig stemmen krijgt om gekozen te worden, zal de stem meewerken aan de verkiezing van kandidaat Y, die meer stemmen heeft gekregen en wél een zetel behaalt. De kiezer kan het effect van zijn kandidaatsstem van tevoren niet inschatten. Alles wat hij weet, is dat hij per definitie meewerkt aan het doorbreken van de lijstvolgorde.
De consequentie van het uitbrengen van een kandidaatsstem is dus op voorhand moeilijk te overzien. Het effect van een kandidaatsstem hangt bovendien af van de verhouding tussen het aantal lijststemmen en het aantal kandidaatsstemmen. Die verhouding verschilt per lijst én per verkiezing. Opvallend genoeg presenteert de regering de steeds opnieuw terugkerende onduidelijkheid omtrent de effecten van de kandidaatsstem als voordeel van het stelsel: de kiezer kan bij iedere verkiezing opnieuw bepalen in hoeverre de lijstvolgorde moet worden doorbroken.1) Het komt mij vreemd voor om een stelsel te introduceren waarvan de gevolgen steeds weer niet zijn te overzien. Een extra probleem wordt gevormd door het feit dat partijen zelf gebaat zullen zijn bij zo veel mogelijk lijststemmen: die laten de door de partij zorgvuldig vastgestelde lijstvolgorde immers onaangetast. Dit betekent dat de lijststrekker van een partij kiezers moet zien te overtuigen om niet op hem of haar te stemmen, omdat stemmen op de lijsttrekker als kandidaatsstem tellen en de lijstvolgorde overhoopgooien. Maar wat zegt het vervolgens over de geschiktheid van een lijsttrekker als deze bij de verkiezingen zelf nauwelijks stemmen krijgt? Het huidige stelsel is in dat opzicht overzichtelijker en logischer. Kiezers kunnen een voorkeurstem uitbrengen, maar als de betreffende kandidaat onvoldoende stemmen haalt, werkt de voorkeurstem ‘gewoon’ mee aan de verkiezing van de kandidaten in de volgorde van de lijst.
Naast de effecten van het voorgestelde stelsel zijn ook vraagtekens te plaatsen bij het doel van het stelsel. Opvallend genoeg is het doel van het stelsel tijdens de voorbereiding van het wetsvoorstel verschoven. Het oorspronkelijke doel, te weten het versterken van de band tussen kiezer en gekozene, werd omschreven door de staatscommissie parlementair stelsel, die in 2018 de invoering van het stelsel ‘Met één stem meer keus’ aanbeval.2) In zijn advies bij het voorstel toonde de Raad van State zich daar echter kritisch over, omdat de staatscommissie het stelsel zou presenteren als oplossing voor een lacune in het partijlandschap.3) Kiezers die zich niet met het gedachtegoed van een van de bestaande partijen kunnen identificeren, zijn met het stelsel ‘Met één stem meer keus’ niet geholpen. Het zal er immers niet voor zorgen dat nieuwe partijen hun intrede doen. De regering toonde zich gevoelig voor de kritiek en gooide het over een andere boeg. In een nieuwe versie van het voorstel werd benadrukt dat het stelsel er vooral voor moest zorgen dat de kiezer meer invloed heeft op de samenstelling van de volksvertegenwoordiging. Uiteindelijk zou die grotere invloed wel weer kunnen bijdragen aan de versterking van de band tussen kiezer en gekozene.4)
Daar is een aantal kanttekeningen bij te maken. Ten eerste: de lijstvolgorde bestaat niet voor niets. Zij weerspiegelt de ideale Kamerfractie in de ogen van de partij. Het al te makkelijk doorbreken van de lijstvolgorde kan het belang van evenwichtig samengestelde Kamerfracties (en daarmee uiteindelijk het adequate functioneren van de volksvertegenwoordiging) in gevaar brengen. Als de nadruk al te zeer komt te liggen op het profiel van individuele kandidaten, bestaat het risico dat de mediagenieke types het winnen van de kandidaten die belangrijke inhoudelijke expertise en ervaring meebrengen. Ten tweede valt te bepleiten dat het doorbreken van de lijstvolgorde ook nu al relatief makkelijk is. De kandidaat die een aantal stemmen behaalt dat gelijk is aan 25% van de kiesdeler, wordt met voorkeurstemmen gekozen.5) Recente Tweede Kamerverkiezingen tonen aan dat steeds zo’n 20 à 25 kandidaten deze voorkeurdrempel van 25% passeren (lijsttrekkers niet meegerekend). Men kan zich dus afvragen of dit niet simpelweg genoeg is, alsook wat nu bereikt wordt met het verder vergemakkelijken van het doorbreken van de lijstvolgorde. Moet dat wel een doel op zich zijn? Hoe draagt doorbreking precies bij aan het versterken van de band tussen kiezer en gekozene?
Tot slot: áls men dan van mening is dat de kiezersinvloed moet groeien, ligt het dan niet meer voor de hand om simpelweg de voorkeurdrempel te verlagen? Zo’n verlaging, bijvoorbeeld naar 12,5% van de kiesdeler, is makkelijk door te voeren en ligt meer voor de hand dan de introductie van een geheel nieuw kiesstelsel dat draait om een onlogisch onderscheid tussen lijststemmen en kandidaatsstemmen.
-
1)Zie de concept-memorie van toelichting bij het voorstel (toegankelijk via internetconsultatie.nl), p. 11.
-
2)Staatscommissie parlementair stelsel, Lage drempels, hoge dijken. democratie en rechtsstaat in balans. Eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel, (Amsterdam 2018), p. 103-122.
-
3)Zie p. 8-10 van het advies van de Raad van State over het voorstel, opgenomen als bijlage bij Kamerstukken II 2022/23, 36200-VII, nr. 176.
-
4)Concept-memorie van toelichting, p. 10.
-
5)Art. P. 15 lid 1 Kw.