Andermaal de drie nieuwe ministeries: de essentie gemist

woensdag 12 maart 2025, 11:08, column van Dr. Jan Postma

Journalist Remco Meijer signaleerde in de Volkskrant (5-3-2025) dat bij de drie nieuwe ministeries, die op 2 juli 2024 van start zijn gegaan, nog steeds niet de vereiste secretarissen-generaal (SG’s) zijn aangesteld. Deze zouden nu alsnog uiterlijk in het tweede kwartaal worden benoemd. Voor het uitstel zouden geen specifieke redenen bestaan. Daarmee gaat de inhoud van het artikel voorbij aan de essentie van het probleem.

De kern is namelijk dat er sprake is van een gekunstelde en ondoelmatige symboolpolitiek bij de inrichting van de drie nieuwe ministeries. Dick Schoof merkte destijds als beoogd premier op dat met de instelling van deze ministeries van Klimaat en Groene Groei, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Asiel en Migratie slechts politieke accenten werden gezet. De accentuering werd eenvoudig bereikt door de ‘minister voor’ de titel te geven van ‘minister van’. Extra ambtenaren waren zeker niet nodig.

Dat was verwonderlijk, want volgens de regelgeving zijn in elk geval een SG en directeur Financieel-Economische Zaken (FEZ) voor elk ministerie nodig. Dat werd daarna voor de SG-functie bevestigd in het verslag van formateur Richard van Zwol. Hij schreef met zoveel woorden dat de drie ministeries worden gekenmerkt “door een eigen begroting en ambtelijke leiding”.

Bij de beantwoording van Kamervragen in november 2024 kondigden de minister van Financiën en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aan dat uiterlijk 1 januari 2025 in elk geval bij elk nieuw ministerie een eigen SG en een eigen directeur FEZ zouden worden aangesteld. De ministers schreven niet over verder personeel. Blijkbaar zijn de twee functionarissen voor hun plaatsvervangers en voor hun verdere ambtelijke assistentie aangewezen op de SG-staf en de FEZ-directie bij het eerder al bestaande ministerie. Hieruit concludeer ik dat met deze gewrongen constructie de onafhankelijkheid van de twee functionarissen allerminst gewaarborgd is.

Kortom, er is sprake van weggegooid geld. Ook is er sprake van louter symboolpolitiek met een onwerkbare en een ondoelmatige inrichting van de ministeries. Deze gekunstelde constructie gaat op den duur natuurlijk wrikken. Geen wonder dat men klaarblijkelijk geen geschikte mensen kan vinden die in deze constructie willen functioneren.

Bovendien is het uitstel het gevolg van een Haagse discussie over de optie om de functies blijvend als nevenfunctie door de functionarissen van het al eerder bestaande departement te laten vervullen.

Acht maanden discussie bevestigt dat het consequent zou zijn om de drie nieuwe ministeries alsnog volwaardig op te tuigen. Als men dat nog steeds uitsluit, blijft de vraag over: waarom energie en geld steken in symboolpolitiek en waarom niet alsnog gewoon kiest voor een ‘ministerschap voor’ in plaats van een ‘ministerschap van’? Deze keuze vereist wel enige politieke moed van het kabinet. Wie neemt het initiatief: de premier, de coördinerende BZK-minister voor de organisatie van de rijksdienst of de minister van Financiën?

Jan Postma was secretaris-generaal bij het ministerie van Financiën en promoveerde op een politiek-historische biografie van Alexander Gogel, de eerste minister van Financiën van ons land.