N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De opmerkelijke portefeuilleverdeling van kabinet-Schoof
De verdeling van de ministersposten is een essentieel onderdeel van de formatie, waar een formatie op kan klappen. Een aantal posten zijn daarbij het meest begeerd, zoals het minister-presidentschap, Financiën en Buitenlandse Zaken. Daarnaast heeft een partij vaak haar ‘kroonjuwelen’. Zo zal D66 doorgaans onderwijs willen en de PvdA Sociale Zaken.
Bij het kabinet-Schoof waren nog twee regels te zien. Allereerst mocht de PVV niet posities krijgen die teveel raken aan de rechtsstaat of het internationaal aanzien. Het meest prominent is het premierschap, dat Wilders aan zich voorbij moest laten gaan. Dit was al het geval bij kabinet-Rutte I, waar geen bewindslieden van de PVV in werden opgenomen.
Ten tweede is te zien dat de PVV, NSC en BBB de portefeuilles kregen waarop zij de door VVD-geleide kabinetten afgelopen jaren onwelwillendheid of incompetentie verweten. Dit valt uit te leggen als het claimen van de kroonjuwelen, immers zijn de partijen vaak issue owner op het thema. Maar wat redelijk uniek is, is de manier waarop de coalitiepartijen ermee omgaan. Zij willen vooral benadrukken dat de ander de problemen óók niet kan oplossen.
Dit staat haaks op de regel die NRC-columnist Tom-Jan Meeus van een oud-formateur hoorde: een goed presterend kabinet heeft een samenstelling die ‘niet klopt’. Door op elkaars thema’s te zitten, wordt samenwerking binnen de coalitie en het kabinet noodzakelijk. Dit is in dit kabinet nog maar weinig terug te zien.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Het meest prominente voorbeeld is Asielminister Marjolein Faber van de PVV. Misschien wel de meeste kritiek ontvangt zij van VVD-fractievoorzitter Dilan Yeşilgöz, die van mening is dat Faber te traag handelt op het dossier. De VVD grijpt elke gelegenheid aan om haar daarop te bekritiseren, en die gelegenheden zijn er voldoende. De VVD wil vooral benadrukken dat de PVV het probleem ook niet kan oplossen, zelfs niet met een rechts kabinet.
De BBB bevindt zich in een vergelijkbare situatie op het ministerie van Landbouw, waar zij beide bewindspersonen leveren. Na een bezoek aan de Europese Commissie moest BBB-leider Caroline van der Plas al concluderen dat daar niet zomaar iets te behalen viel. Haar minister, Femke Wiersma, is begonnen met het ontmantelen van bestaande plannen, maar heeft nog geen eigen oplossingen gepresenteerd. Dit leidt tot frustraties bij Harm Holman (NSC) en Thom van Campen (VVD), wat op zijn beurt weer frustraties bij de BBB oproept.
Bij NSC werd dit het meest duidelijk tijdens het debat over de parlementaire enquête Fraudebestrijding en Dienstverlening. Niet alleen de staatssecretaris Toeslagen is van NSC, maar ook de aanwezige staatssecretaris Rechtsbescherming en de ministers van BZK en SZW. Naast de oppositie waren ook de BBB en VVD kritisch op de kabinetsreactie van de bewindspersonen. NSC-partijleider Pieter Omtzigt viel op door zijn opvallend milde houding tegenover de kabinetsreactie, zeker gezien het feit dat hij bekend is geworden door zijn betrokkenheid bij de toeslagenaffaire.
Het is niet nieuw dat partijen tijdens het besturen geconfronteerd worden met de realiteit en niet alles kunnen waarmaken wat ze beloofd hebben. Het is ook niet vreemd dat de Kamer op die beloften zal wijzen. Wat echter redelijk uniek is, is dat de coalitiepartijen daar zelf zo actief aan bijdragen.
Helemaal uniek is het echter niet. Een imperfecte vergelijking kan worden gemaakt met DS'70 in het kabinet-Biesheuvel. Hoewel het een afsplitsing was van de PvdA, maakte de partij zich vooral hard voor ingrijpende bezuinigingen en vormde zo een electorale bedreiging voor de VVD. Tijdens de formatie wilden haar coalitiegenoten niet dat de partij haar verantwoordelijkheid zou ontlopen. DS'70 had graag het ministerie van Volkshuisvesting gekregen, waar de bezuinigingen beperkt waren. Echter, haar partijleider Drees jr. werd geplaatst op een departement waar een groot deel van de bezuinigingen werden doorgevoerd: Verkeer en Waterstaat.
Het plan was voltooid toen het kabinet een jaar later viel, omdat Drees jr. verdere bezuinigingen op zijn departement onacceptabel vond. De partij kon nu gemakkelijk verweten worden geen verantwoordelijkheid te nemen voor hetgeen waar ze wel voor pleitte. Het verlies voor DS'70 was overigens bescheiden, van acht naar zes zetels. De VVD daarentegen won zes zetels.
De gedachte achter de strategie lijkt ook bij kabinet-Schoof te zijn om te laten zien dat de partijen die jarenlang geklaagd hebben, het zelf ook niet eenvoudig kunnen oplossen. Met name de VVD, als leider van de kabinetten-Rutte, had daar last van. De partij zal hopen dat dit aan de kiezer blootlegt dat deze nieuwe partijen niet de oplossing bieden, en dat de kiezer uiteindelijk weer kiest voor een stabiele bestuurderspartij zoals de VVD zelf.
Bij de NSC lijkt dit goed te werken. Na het opstappen van Menno Snel had Omtzigt nog geweigerd als staatssecretaris van Financiën aan de slag te gaan vanwege de toeslagenaffaire. Het nemen van verantwoordelijkheid in kabinet-Schoof, en daar soms van weglopen, heeft geleid tot een ineenstorting van de partij in de peilingen. Zijn voormalige partij, het CDA, kan nu met recht zeggen: "Zie je nu wel."
Bij de PVV ligt het anders. De partij zit met "one foot in, one foot out" in het kabinet, waarbij zij deels oppositie voeren tegen de eigen regering. Dit patroon is te zien bij meerdere radicaalrechtse partijen die gaan regeren. Overigens voert de PVV niet alleen oppositie tegen bewindspersonen van andere partijen, maar wijkt zij ook af van haar eigen bewindspersoon, bijvoorbeeld als het gaat om fatbikes en private equity in de zorg.
Ondanks dat er nog nauwelijks iets bereikt is, waarderen de kiezers van de PVV de symbolische maatregelen die wel genomen zijn. De kiezers geven de PVV niet de schuld voor wat nog niet gerealiseerd is, maar beschuldigen iedereen daaromheen: de rechtspraak, de Europese Unie, de oppositie en de coalitiepartijen. Ook speelt de teleurstelling dat Wilders geen premier is geworden een prominente rol, ondanks het feit dat Nederland geen presidentieel stelsel heeft en de premier slechts primus inter pares is. In plaats van teleurstelling in het functioneren van de PVV, leidt dit tot teleurstelling in de democratie in het algemeen.
Bij deze verdeling lijkt de VVD het meest gebaat te zijn. Het was hen niet gelukt om een "verantwoordelijkheidsvakantie" te nemen door in de oppositie te gaan, maar dit was het dichtstbijzijnde wat ze konden bereiken.
De belangrijkste portefeuille die de VVD binnen wist te halen, was het ministerschap van Financiën. Dit lijkt logisch, aangezien het gebruikelijk is dat de op een na grootste partij deze post krijgt. Echter, de PVV liep ook al het premierschap mis, een post die de afgelopen 40 jaar de grootste partij toekwam. Ook dit gevecht verloor de PVV, omdat de VVD deze post per se wilde.
De portefeuille van Financiën is voor de VVD de laatste joker om te laten zien dat de PVV niet in staat is om te regeren. De VVD wil het liefst een verkiezing rondom het thema financiën, waar zij de 'issue owner' van is. Een herhaling van 2012, waarbij de PVV wegliep bij onderhandelingen over bezuinigingen en electoraal onderuitging, is het gedroomde scenario. Het bood daarnaast Rutte tien jaar de mogelijkheid om de PVV uit te sluiten, omdat zij geen verantwoordelijkheid nam.
Het kabinet-Schoof is daarmee redelijk uniek in de verdeling van portefeuilles. Veel lijkt erop gericht om elkaar tegen te werken, met het oog op een snelle val van het kabinet en een gunstige electorale uitgangspositie. Het is misschien wel het meest extraparlementaire element van het kabinet. De vraag is alleen nog of het uiteindelijk zal werken.
Jasper van der Heide is redacteur-analist bij Montesquieu Instituut