N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het hoofdlijnenakkoord als nieuwe grondwet?
Waarom een noodwet asiel waarmee het parlement op grote achterstand wordt gezet? Omdat dat zo in het hoofdlijnenakkoord staat blijkt het antwoord. Is er dan een noodtoestand? Ja, want dat staat in het hoofdlijnenakkoord, en in ieder geval ervaren de mensen dat zo. Daarmee lijkt in de ogen van het kabinet tog nog toe dat akkoord van hogere waarde en orde dan gezond verstand en de juridische regels.
Er is misschien wel een crisis, maar een crisis is niet hetzelfde als wat een noodtoestand in de zin van de Vreemdelingenwet (en andere wetgeving) is. Als alles wat we crisis noemen, en wat kiezers als zodanig ervaren, een noodtoestand is, kunnen we overgaan op noodwetgeving voor de zorg, huisvesting/wonen, en klimaat, of in het huidige kabinet de boeren.
Maar er was toch een afspraak over de rechtsstaat gemaakt tussen de vier coalitiepartijen? Inderdaad, maar het heeft er veel van weg dat het hoofdlijnenakkoord als van latere datum en van hogere orde wordt beschouwd. Het zou de premier sieren om ook voor die afspraken in deze context aandacht te vragen.
Maar, zo redeneren de PVV en haar ministers, afspraak is afspraak en die noodwet is nu eenmaal speerpunt van onze partij en opdracht van onze partijleider. En dat behoeft niet te verbazen: de PVV is een ledenloze partij waar Wilders wikt en beschikt. En kenmerk van autocraten is dat ze geen tegenspraak dulden en democratie alleen zien als middel om hun zin door te zetten. Dat de meerderheid van de kiezers niet op de PVV heeft gestemd is dan van ondergeschikt belang.
Waar het om gaat is dat Wilders weet wat de meerderheid wil en dus niet toestaat dat parlement of andere rechtsstatelijke instellingen of procedures dat anders zien en er iets over te zeggen willen hebben. Dat blijkt uit de heftige oppositie van de PVV nog maar kort geleden tegen de noodwetgeving ten tijde van corona. Die oppositie toen en de wens daartoe nu laten zien dat er sprake is van gevaarlijk opportunisme.
Er is dus niet alleen het gevaar van autocratische opportunisme en niet willen opereren langs de regels van het staatsrecht, maar ook van het gevaar dat staatsinstellingen en instituties tegen elkaar worden opgezet en worden geframed als anti democratisch. En dat opportunisme is natuurlijk ingegeven door het ontbreken van een meerderheid in de EK.
Dus geen spoedwet, ook uit angst voor vertragingen in de TK. Ja, met een minister verantwoordelijk voor asiel die niet bepaald gekend is voor haar vermogen tot overleg en compromissen en samenspraak met beide kamers, zijn dat risico’s. Maar wettigt dat nu een noodwet? Een kabinet of minister dat/die niet op zoek gaat naar consensus, compromis, samenwerking?
Wat als straks de RvS adviseert dat het instrument noodwet hier niet wettig is? Gaat het er in het kabinet dan straks om spannen of het toch doorgang kan gaan vinden? Dat zou dan toch geen punt van discussie moeten zijn? En wat als de rechter na de invoering van het noodrecht aangeeft dat die maatregelen niet door de beugel kunnen omdat de juridische basis ontbreekt? Dan zullen deze instituties daarop ongetwijfeld worden aangevallen.
Kortom, het stramien is helder en herkenbaar: wettelijke en rechtsstatelijke belemmeringen moeten voor een hoger politiek doel worden geëlimineerd; instellingen en instituties die dwars (dreigen te gaan) liggen moeten worden zwart gemaakt; democratie verwordt tot de vermeende en geclaimde wil van de meerderheid als gearticuleerd door een coalitiepartij en haar leider. En het constitutionele hof van Omtzigt dan? Dat zal de stille dood sterven doordat dat zo zal worden bemenst dat ook dat hof zoals in Hongarije en Polen zal worden gelijkgeschakeld.
En dan hebben we pas echt een crisis, namelijk een waarin de democratie en rechtsstaat het onderspit delven, en er een permanente noodtoestand is waarin het kabinet doet wat het vindt dat moet gebeuren omdat dat nu eenmaal zijn versie van democratie is. Dan zijn we pas echt in grote nood.
Aalt Willem Heringa is emeritus hoogleraar vergelijkend constitutioneel recht, Universiteit Maastricht