N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
"Grip op asiel en migratie"
Paragraaf 2 van het regeerprogramma van het kabinet-Schoof heeft de titel Grip op asiel en migratie.
De omvang van migratie naar Nederland moet zo snel mogelijk drastisch worden beperkt. Met het omvangrijkste pakket voor grip op migratie ooit. Voor asielmigratie zal het kabinet als eerste concrete stappen zetten naar het strengste asielregime ooit. Nederland moet behoren tot de categorie lidstaten met de strengste toelatingsregels van de EU, aldus het regeerprogramma van het kabinet-Schoof.
Nederland kan de grote instroom niet aan. Het Nederlandse systeem in de huidige vorm is niet houdbaar. Een breed pakket aan maatregelen is nodig. Daartoe behoort het activeren van de uitzonderingsbepaling van de Vreemdelingenwet 2000 en voorts behoort daartoe de totstandkoming van een asielcrisiswet. Aldus nog steeds het regeerprogramma.
Eerdere crises
In de eerste plaats enkele opmerkingen over activering van de uitzonderingsbepaling van de Vreemdelingenwet. Het gaat om de artikelen 110 en 111 van de Vreemdelingenwet.
Ik herinner mij een aantal crises. De oliecrisis van 1973. Arabische landen boycotten Nederland: de olietoevoer stopte. Het kabinet-Den Uyl, de minister van Economische Zaken, Lubbers, kreeg daarmee de verantwoordelijkheid de gevolgen aan te pakken.
Er kwam geen uitzonderingstoestand. De Distributiewet 1939 werd geactiveerd. Een bonnensysteem werd ingevoerd. Evenals een aantal keren een autoloze zondag in november 1973. Het opgerichte Rijksbureau voor Aardolieproducten vervulde een aanjagende coördinerende rol met betrekking tot de aanpak van de crisis. De minister-president en de Ministerraad en de Staten-Generaal werden regelmatig geïnformeerd over aanpak van de crisis.
Tijdens de Molukse gijzelingsacties, de laatste keer van de trein bij de Punt in 1977 werd gehandeld met inzet van voorhanden wettelijke middelen. De noodsituatie in de trein noopte uiteindelijk tot ingrijpen van politie en leger, mariniers en luchtmacht.
Toen de coronacrisis uitbrak, zag ik best reden voor het uitroepen van de uitzonderingstoestand, op voorstel van de minister-president, zoals grondwettelijk bepaald. De Wet Veiligheidsregio’s en het daarop gebaseerde Veiligheidsberaad onder voorzitterschap van de burgemeester van Nijmegen, Bruls, bleek echter uitkomst te bieden, met name op het punt van coördinatie van overheidsmaatregelen.
Een verrassende, maar efficiënte aanpak van de coronacrisis was het gevolg.
Bewijslast
Als men vindt dat er sprake is van een asielcrisis, is er niet onmiddellijk reden het zwaarste middel in te zetten wat er is, namelijk het onder verantwoordelijkheid van de minister-president uitroepen van de uitzonderingstoestand.
Het gaat hier om staatsnoodrecht dat bedoeld is voor oorlog, dreiging van oorlog en andere buitengewone omstandigheden. Er rust dus een zware bewijslast op de regering om gebruik te maken van de artikelen 110 en 111 van de Vreemdelingenwet.
De inmiddels ingetrokken Crisis- en Herstelwet was een gewone wet, die naar aanleiding van de kredietcrisis ruimte wilde creëren voor de bouwsector.
Overtuigend bewijs, dat hantering van staatsnoodrecht noodzakelijk is, is niet geleverd. Is dat te leveren? Naar mijn mening niet. Aanpak van een crisis kan ook met bestaande middelen. Mijn advies is: in dubio, abstine.
Andere middelen
Zie ervan af dit zware middel in te zetten, nu er andere middelen voorhanden zijn de asielcrisis aan te pakken. De Staatscommissie Demografie spreekt klare taal in haar rapport over de demografische ontwikkelingen 2050.
Een andere aanpak van migratieontwikkelingen is noodzakelijk of het nu gaat om asielmigratie of arbeidsmigratie. De vorige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Karien van Gennip heeft een heldere kabinetsreactie op het rapport van de staatscommissie aan de Kamer gezonden.
Ik adviseer het kabinet-Schoof deze reactie over te nemen met de toevoeging: leg de verantwoordelijkheid voor migratiebeleid bij één minister neer. Want Nederland is immigratieland. Coherent beleid is noodzakelijk. Ik denk dat voor die rol de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het beste toegerust is.
Een eerste daad zijnerzijds zou kunnen zijn de minister-president voor te stellen een ministeriële commissie migratiebeleid in te stellen, conform een van de aanbevelingen van de staatscommissie demografie.
Ambtelijke adviezen
In de media wordt geschreven over uitschakeling van de Staten-Generaal bij gebruikmaking van het staatsnoodrecht als bedoeld in artikel 110 en 111 van de Vreemdelingenwet. Ambtelijke adviezen geschreven naar aanleiding van een nog te nemen besluit, worden geopenbaard.
Het was opvallend dat de minister-president met het verzoek van Kamerleden zulks te doen meeging. Ambtenaren schrijven niet voor de openbaarheid. Zij schrijven voor het intern beraad met de minister. Een belangrijk uitgangspunt in het verkeer tussen minister en ambtenaren is daarmee geschonden. Eens maar nooit meer!
Rol parlement
Er is geen sprake van uitschakeling van het parlement.
Het staatsnoodrecht vergt in de gegeven omstandigheden snel optreden van de regering. Artikel 110 bepaalt dat artikel 111van de Vreemdelingenwet in werking kan worden gesteld bij Koninklijk Besluit op voordracht van de minister-president. Op het moment dat de minister-president dat doet wordt een wetsvoorstel bij de Kamer ingediend ter bekrachtiging van het Koninklijk Besluit. Als dat voorstel wordt verworpen, dan is daarmee het Koninklijk Besluit ongedaan gemaakt.
Maar hoe dan ook, het parlement wordt betrokken als medewetgever. In buitengewone omstandigheden kan die betrokkenheid minder of niet mogelijk zijn. Daarom wordt het mogelijk gemaakt bij Algemene Maatregel van Bestuur af te wijken van de Vreemdelingenwet. In ons democratisch rechtsstatelijk bestel is dat zeer ingrijpend.
Daarom is het zo belangrijk dat de regering bewijst dat er sprake is van buitengewone omstandigheden. Als de regering dat niet kan of doet, verwerp dan als Kamer het wetsvoorstel.
Ik herhaal richting regering: in dubio, abstine. Begin er niet aan!
Rein Jan Hoekstra is oud-staatsraad, oud-informateur en oud-secretaris-generaal van Algemene Zaken