Mark Rutte, de vlees geworden Nederlandse bestuurscultuur

Tussen 2010 en 2024 heeft Mark Rutte Nederland bestuurd. Bij zijn vertrok was er veel te zeggen – positief en negatief – over zijn politieke stijl. Ruttes stijl lijkt misschien uitzonderlijk maar zijn succes heeft hem er volgens ingezeten dat hij naadloos aansloot bij een oudere Nederlandse politieke cultuur.

Rutte’s politieke stijl

Rutte was de meester om partijen van verschillende kanten bij elkaar te brengen. Hij was ideologisch flexibel. Hij vormde verschillende coalities: met sociaal-democraten, met sociaal-liberalen en Christen-democraten.

Als coalitiepartijen recht tegenover elkaar stonden, dan stelden ze beslissingen uit. Moest er nu een oplossing komen, dan probeerde Rutte een compromis te vinden waarin iedereen zich kon vinden. Het VVD-belang stond daar niet bij voorop. Een kleine coalitiegenoot kon voorstellen vetoën.

Bovendien waren deze coalities vrij wel altijd minderheidscoalities: Rutte moest op zoek naar steun van oppositiepartijen. Ook hier had niet een voorkeur: Rutte zocht gedoogsteun bij radicaal-rechts, in het politieke midden en aan de linkerflank. Rutte was bereid zaken te doen: steun ruilen voor invloed op voorstellen. Om een partij binnenboord te krijgen voor een akkoord, kon Rutte hen veel geven: zo stemde de VVD’ers huilend tegen het afschaffen van weigerambtenaar om de SGP aan boord te houden.

Gedurende deze periode zat de politiek top aan het stuur: Rutte is meester van de bilaterale contacten. In de eerste twaalf jaar van Ruttes regeringsperiode was het coalitieoverleg tussen fractievoorzitters en vice-premiers hét belangrijke moment om beslissingen te nemen. Als er bredere steun nodig was, bijvoorbeeld voor een begroting, werd een aantal keren alle fractievoorzitters verzocht om met de top van het kabinet te overleggen. Rutte sloeg dan zijn arm om fractievoorzitters van de oppositie in de hoop hen aan boord te krijgen.

Rutte is een groot voorstander van geheimhouding. Die zien we terug in de zogenaamde Rutte-doctrine, waar hij lang aan vast hield: de regel dat persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren niet gedeeld mogen worden met de Tweede Kamer. Maar in bredere zin heeft de premier een duidelijke voorkeur voor geheimhouding: voor telefoongesprekken boven SMS'jes, die via de Wet Openbaar Bestuur kunnen worden opgevraagd. Bovendien: de compromissen die de coalitie met oppositiepartijen heeft gemaakt, werden vrijwel altijd achter gesloten deuren gesloten. En niet in de plenaire zaal van de Kamer.

Daarnaast heeft Rutte de neiging om van grote vraagstukken kleine 'dingetjes' te maken. Zelfs het premierschap werd ‘dit baantje’. Deze taalkundige truc voerde hij veelvuldig uit: op die manier probeerde hij de angel uit veel vraagstukken te halen.

We kunnen deze om de ideologische angel uit vraagstukken te halen ook op andere andere terreinen: bij bijvoorbeeld de bestrijding van corona leunde het kabinet sterk op het Outbreak Management Team. Controversiële beslissingen werden gepresenteerd als medisch noodzakelijk. Bij grote sociaaleconomsiche hervormingen, zoals de pensioenhervorming, was er een grote rol weggelegd voor vakbonden en werkgeversorganisaties. Onder Rutte’s leiding werden er tal van akkoorden gesloten: dat gebeurde van klimaattafels tot op het Mondriaancollege. Oppositiepartijen werden geconfronteerd met een maatschappelijk akkoord waar ze maar beperkt veranderingen in aan konden brengen.

Rutte regeerde als het luchtbelletje van een waterpas: maatregelen volgden een politieke, economische of maatschappelijke noodzaak, geen ideologische agenda. Als je last had visie dan moest je maar naar de oogarts. Rutte’s flexibiliteit is misschien nog wel het best te zien aan het gemak waarin zijn kabinetten een aantal grote hervormingsoperaties doorvoerde (zoals het leenstelsel en de verhuurdersheffing) die in volgende kabinetten werden afgeschaft: een beleidsverandering is niet het einde van een ideologische strijd, maar een oplossing voor een probleem.

Nederlandse politieke stijl

Al deze eigenschappen die we aan Rutte toekennen passen naadloos bij de politieke cultuur van Nederland zoals Arend Lijphart die ooit in 1968 formuleerde in zijn Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek. Een aantal van deze regels waarmee Lijphart de politieke cultuur van de jaren ’50 omschreef, waren:

  • · 
    Zakelijke politiek: Politiek ging volgens Lijphart in Nederland om het zakelijk oplossen van problemen, en niet om het uitvechten van ideologische conflicten.
  • · 
    Depolitisering: Experts en belangengroepen spelen een belangrijke rol om de angel uit ideologische kwesties te halen en er zo technische vraagstukken van te maken.
  • · 
    Topconferenties: Hoe belangrijker het vraagstuk, des te groter de invloed van de politieke top en des te minder invloed voor de basis.
  • · 
    Pragmatische tolerantie: Als coalitiepartijen recht tegenover elkaar staan, dan stellen ze beslissingen uit. Moeten ze nu een oplossing vinden, proberen ze een compromis te formuleren waar iedereen zich in kan vinden. Zelfs een kleine coalitiegenoot kan dat vetoën.
  • · 
    Geheimhouding: Belangrijke beslissingen worden niet in de plenaire zaal van de Tweede Kamer genomen, maar voorgekookt achter gesloten deuren.

Ruttes belangrijkste eigenschappen – zijn voorkeur voor geheimhouding, zijn flexibiliteit, de neiging om zaken tussen politiek leiders af te kaarten, de ideologische angel uit vraagstukken trekken en zijn zakelijke politieke stijl – zijn onderdeel van een oudere politieke cultuur. Dit vormde een politiek culturele infrastructuur waar hij met zijn de facto minderheidskabinetten op voortbouwde.

Rutte is geen uitzonderlijk politiek talent. Hij is een oer-Nederlandse politicus, die zo succesvol kon zijn omdat hij perfect in de Nederlandse ‘Lijphartiaanse’ bestuurscultuur functioneerde.

Simon Otjes is universitair docent Nederlandse politiek aan de Universiteit Leiden en fellow van het Montesquieu Instituut