N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
En het extra-parlementaire kabinet heet programkabinet!
En het extra-parlementaire kabinet heet programkabinet!
En dat programkabinet van vier fracties zou primair moeten bestaan uit bewindspersonen van de vier deelnemende partijen, maar niet de vier fractievoorzitters, als ook uit anderen/derden (van buiten de politiek), bij voorkeur in de verhouding 50-50; en niet op basis van een gedetailleerd regeerakkoord, maar na een hoofdlijnenakkoord tussen de vier fractievoorzitters, en daarna een door de ministersploeg op te stellen regeerakkoord.
Ietwat zuinig schrijft Kim Putters daar wel over in zijn verslag op p. 13: “De voorzitters van de vier fracties van PVV, VVD, NSC en BBB hadden geen bezwaar tegen dit voorstel.” Over onderling vertrouwen gesproken.
Daarover had Putters eerder in zijn verslag wel grote zorgen geuit (p.11) door op te schrijven dat samenwerkingsafspraken van belang zijn: procesmatig maar ook bij het indienen en dekken van moties, tijdig onderling overleg, zorgvuldige omgang met berichtgeving: en dat in het licht van uitingen in de sociale media gedurende de (in)formatie tot dan toe.
Is het uitsluiten van Wilders als premier nu een schending van het staatsrecht zoals hij suggereerde? Neen, er is geen staatsrechtelijke regel (geschreven noch ongeschreven) dat de grootste fractie (in coalitie/parlement) de premier levert. Dat is misschien wel vaak het geval en een politieke praktijk, maar geen rechtsregel.
In het politieke bedrijf geldt, zo blijkt nu weer, dat wie kaatst de bal kan verwachten. Harde oppositie, bepaald ongenuanceerde tweets en persoonlijke aantijgingen, leiden niet tot een overmatige gunfactor. Johan Cruyff profeteerde het al: ieder nadeel heeft een voordeel (of andersom natuurlijk): Wilders geen premier maar volop vrijheid om van buiten het kabinet campagne te voeren. Wat is het voordeel en wat het nadeel? Dat hangt van het perspectief af.
Gaat het model van een programkabinet nu wel werken? Eerst zien natuurlijk dat het er komt, op de wijze en langs de weg als omschreven door Putters. Met voldoende gemeenschappelijkheid tussen de vier partijen op de door Putters beschreven beleidsterreinen. Van belang is ook of de vier partijen de neiging kunnen beheersen om toch niet en detail op te schrijven wat het kabinet straks moet doen; als een soort verzekeringspolis bij het grote gebrek aan onderling vertrouwen.
En ook zal het niet zo eenvoudig zijn om straks een premier (van buiten de politiek….) te vinden die dit experiment aan wil en kan gaan (en door de vier partners wordt geaccepteerd, en belangrijker: niet als bedreiging wordt gezien). En 50%-50% bewindslieden, voor een onzeker experiment in dit programkabinet met vier fractievoorzitters die in hun nek hijgen en van wie aannemelijk is dat ze invloed willen blijven uitoefenen.
Formeren is toch ook compromissen sluiten en maken (het uitruilen van programmapunten was de twee partijen in Rutte 2 tenslotte niet al te goed bevallen): tot nog toe is het er niet erg gebleken dat de BBB bij voorbeeld geneigd is om de ontkenning van de stikstofproblematiek af te zwakken. De BBB wil erg graag, maar wat zet de BBB in de ijskast?
En wat gaat er gebeuren als de PVV op het internationale en Oekraïne dossier het onderspit delft (zoals tot nog toe ook het geval was bij stemmingen in de Tweede Kamer)? Blijft die partij dan dit programkabinet steunen? Of is het experiment van het (werken aan een) programkabinet een stap naar mislukking en dan nieuwe verkiezingen?
Structureel is het risico bij een programkabinet, zie de passage in het verslag van Putters over samenwerkingsafspraken, dat er allerlei overleggen gaan ontstaan tussen bewindspersonen (vooral degenen met een partij achtergrond) en de vier fracties: geef het elke naam die je wilt, maar het zijn nu toch juist dat soort inside-deals die in ieder geval Omtzigt met een kabinet als dit wil voorkomen: meer dualisme toch?
Is het raar om te veronderstellen dat Wilders bij voorbeeld zich actief zal gaan bemoeien met vooroverleg en afspraken, en als die niet lukken zal overgaan tot zijn liefhebberij, namelijk het bestoken van het kabinet met kritiek op de plannen, als een voortgezette, of misschien premature verkiezingscampagne.
Op p. 10 lijkt Putters een oproep te doen aan andere fracties. Ik citeer Putters waar hij schrijft over de vorm van breed gedeelde kaders en context en afspraken in hoofdlijnen (p. 10): “Dit is, naar mijn mening, niet alleen van belang voor de fracties die politiek samenwerken maar ook voor andere fracties die deze brede kaders vanuit een constructieve opstelling kunnen bezien en in algemene zin kunnen ondersteunen. (…) Ik adviseer daarom in dit verslag om te verkennen of en zo ja welke (andere) constructieve (oppositie) fracties deze kaders kunnen herkennen en ondersteunen en tot welke werkafspraken dit in de volgende fase kan leiden.”
Breed gedeelde kaders: hoe breder die zijn hoe minder meningsverschil mogelijk, maar zoals altijd gaat het om de keuzes die dan worden gemaakt: en dan voldoen die brede kaders niet, maar wel dat wat in het door het kabinet op te stellen regeerakkoord komt te staan; dan wel wat de samenstelling is van het kabinet en of er daarin voldoende vertrouwen bestaat dat dat tot de goede keuzes gaat komen.
Want, zoals Putters ook schrijft, hoe het kabinet ook heet, er is vertrouwen nodig van de meerderheid, en dat vertrouwen hangt samen met programma en samenstelling (daarover gaat trouwens voor het eerst de door de Tweede Kamer afgesproken procedure van start, van gesprekken tussen de voorgedragen kandidaten met de Tweede Kamer).
Los daarvan: erg constructief was de oppositie van BBB en PVV in het verleden evenmin. Dat hoeft ook niet, maar een echte cultuurverandering staat of valt toch met het feit of beide partijen ook zelf dat doen wat ze van de ander vragen. En daarvan is weinig gebleken.
Tenslotte: eerst een hoofdlijnenakkoord: dan premier en ministers (met naar aan te nemen valt een benoeming van deze personen) en dan geruime tijd voor een regeerakkoord? Dan gaat de ploeg dus aan de slag als kabinet, louter op basis van brede kaders en hoofdlijnen, met regeren en het opgeslokt worden door allerlei besognes en volle agenda’s, en tegelijkertijd met de opdracht een regeerakkoord in elkaar te timmeren.
Dat is in wezen een verlengde formatie, zonder dat het kabinet zich heeft kunnen presenteren op grond van een eigen agenda en met eigen (en vooral: uitgewerkte) plannen die kunnen worden beoordeeld op kosten en baten, uitvoerbaarheid, rechtsstatelijkheid en financiële inbedding en planning. Gaan de vier fracties dat straks echt overlaten aan de kabinetsploeg? Misschien wel, maar dan niet zonder het beroemde achterkamertjesoverleg denk ik.
Maar nu eerst een debat in de Tweede Kamer en een (in)formateur, met wederom afstand tot de politiek. Is dat het profiel Kim Putters?