De vergissing van Pieter Omtzigt

maandag 26 februari 2024, 14:15, column van Prof.Dr. Bert van den Braak

"Het kabinet-Cort van der Linden tussen 1914 en 1919 was een extraparlementair minderheidskabinet. Het hield Nederland buiten de oorlog. Het ving een miljoen vluchtelingen op. Het voerde vrouwenkiesrecht in. Het beslechtte de schoolstrijd. Een minderheidsvariant van een extraparlementair kabinet hoeft allesbehalve niet in staat te zijn om de problemen van het land op te lossen."

Dat zei Pieter Omtzigt tijdens het debat over het eindverslag van informateur Plasterk.

Omtzigt is ongetwijfeld een goed econometrist, maar zijn kennis van (parlementaire) geschiedenis schiet tekort. Niet zo zeer de foutieve jaartallen [juist was 1913-1918] als wel de door hem geponeerde stelling laat dat zien. Je kunt omstandigheden en verhoudingen van begin 20e eeuw niet 'vertalen' naar nu, en zeker niet naar die van tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Wat was het kabinet-Cort van der Linden en hoe goed was het? Het kabinet trad in 1913 aan als liberaal minderheidskabinet en steunde op de drie liberale fracties (Liberale Unie, Vrije Liberalen en VDB)1)) samen goed voor 39 van de 100 zetels. Ter linkerzijde 'gedoogde' de SDAP (15 zetels), zonder ministers te leveren. De ministers kwamen deels van buiten de politiek, al waren Lely en Treub Kamerlid geweest en Pleyte Kamerkandidaat.

De weigering van de SDAP om ministers te leveren en de personele samenstelling van het kabinet, brachten de formateur ertoe zijn kabinet extraparlementair te noemen. Gelet op het programma en de parlementaire steun verdiende het dat etiket echter niet.

De twee belangrijkste doelen - niet alleen voor het kabinet, maar ook voor 'gedoger' SDAP - waren invoering van het algemeen mannenkiesrecht (Omtzigt noemde ten onrechte het vrouwenkiesrecht2)) en het staatspensioen. Het eerste zou worden gerealiseerd door grondwets­herziening. Voor het tweede, een ouderdomspensioen vanaf 70 jaar, werd indiening van een wetsvoorstel aangekondigd.

Voor het eerste punt is uiteraard van belang dat het om grondwets­herziening ging, waarvoor bij de tweede lezing in beide Kamers een tweederdemeerderheid nodig was. Daarvoor was dus bredere steun nodig dan alleen van 'links'.3)

Het kabinet wilde verder een betere regeling voor de financiering van het onderwijs, maar vond het niet nodig de grondwet op dat punt te wijzigen. Dat laatste was wel een verlangen van de christelijke partijen. Het principe van gelijke financiering van openbaar en bijzonder onderwijs werd al sinds 1887 erkend.

Met name CHU-fractievoorzitter De Savornin Lohman wist het verlangen tot grondwetsherziening op het punt van het onderwijs aanvaard te krijgen. De katholieken en de ARP (voorman Kuyper was tegen)4) sloten zich na enige aarzeling aan bij dit verzoek en minister-president Cort van der Linden kwam hen tegemoet. Alle partijen dienden met een gezamenlijk voorstel te komen via een door het kabinet reeds aangekondigde Bevredigingscommissie. Daarvan maakten dan ook alle fracties deel uit.

Dat lukte, vooral door het werk van commissievoorzitter Dirk Bos (VDB) en De Savornin Lohman. Over het kiesrecht was er eveneens overeenstemming (een commissie boog zich over de evenredige vertegenwoordiging5)) en zo kwam het tot een 'package-deal', die de tweederde­meerderheid zeker stelde. Het kabinet nam die voorstellen daarna over in wetsvoorstellen. Cort van der Linden wist dat compromis bekwaam door het parlement te loodsen.

Tot het staatspensioen kwam het niet, omdat de Eerste Kamer dwars zou liggen. Wel bracht minister Lely de wet over afsluiting van de Zuiderzee tot stand. Dat wetsvoorstel kreeg algemene steun. Voor het overige kwamen er geen ingrijpende voorstellen (laat staan resultaten). Bij het uitbreken van de Eerste Wereldbesloten in 1914 was een 'godsvrede' afgekondigd: alle politiekgevoelige kwesties zouden blijven liggen.6)

Het is waar dat het kabinet de opvang van Belgische vluchtelingen regelde en wist te voorkomen dat ons land in het kamp van één van de oorlogvoerenden terecht kwam. Daarover was evenmin politieke strijd. Ieder kabinet had zo moeten handelen.

Omtzigt 'vertaalt' omstandigheden (zowel politiek als maatschappelijk) die totaal onvergelijkbaar zijn naar onze tijd. Allereerst was er de dreigende oorlog. Verder was de rol van de overheid beperkt, waren er drie politieke blokken en was er alleen sprake van 'nationale' politiek. Hij miskent bovendien dat voor een (belangrijke) grondwetsherziening uiteraard een tweederde meerderheid moest worden bereikt. Die tekende zich echter al vóór 1913 af.

Voor asiel en migratie, stikstof, zorgkosten, inkomenspolitiek, jeugdzorg, belastingen etc. geldt juist dat er grote verdeeldheid en politieke strijd over is. Een (politiek) breed samengesteld kabinet is alleen mogelijk als dat kabinet het óf over alles eens is óf alle gevoelige kwesties terzijde schuift. Dat is nu ondenkbaar.

Pieter Omtzigt vergiste zich. Hij moest meer dan honderd jaar terug om een 'extraparlementair' kabinet te vinden, waarvan hij dacht dat het een goed voorbeeld was. Het kabinet-Cort van der Linden was echter in meerdere opzichten het minst gelukkige voorbeeld om een dergelijk kabinet te bepleiten. Goede voorbeelden zijn er overigens ook niet.

Bert van den Braak is bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis en parlementair stelsel, Universiteit Maastricht


  • 1) 
    Zij waren in 1912 een gezamenlijk programma overeengekomen en gingen de verkiezingen in als 'vrijzinnige concentratie'.
  • 2) 
    Wel werd het kiesrecht voor vrouwen gedeconstitutionaliseerd.
  • 3) 
    De totstandkoming van de grondwetsherziening is uitstekend beschreven voor Alexander van Kessel: "Katholieken en de Pacificatie van 1917", in: G. Harinck, A. van Kessel en H. Krabbendam, Een christelijk-liberale synthese. 100 jaar pacificatie 1917-2017 (Utrecht, 2017), pp. 25-49.
  • 4) 
    Kuyper wilde dit electorale strijdpunt niet 'weggeven'.
  • 6) 
    Op 3 augustus 1914 zei Cort van der Linden in de Tweede Kamer: "[de Regeering] heeft het vaste vertrouwen dat [de Staten-Generaal], zich verheffend boven alles wat in gewone tijden verdeelt, bezield is met de gedachte aan de eenheid en het behoud van ons dierbaar vaderland."