N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Lessen voor media en gevestigde politieke partijen
Lessen uit de overwinning van de PVV: de vraag naar radicaal rechts wordt gevoed door het politieke aanbod
Bij de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen kwam de Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders als grootste uit de stembus. In de aanloop naar de verkiezingen gaven de peilingen de opmars van de PVV al aan, maar de eclatante overwinning overtrof alle verwachtingen. Met bijna een kwart van de stemmen veroverde de partij maar liefst 37 van de 150 zetels in het Nederlandse parlement. In het gefragmenteerde Nederlandse partijlandschap is dat een aanzienlijke prestatie.
Maar in de context van de huidige Europese politiek is de uitslag niet uitzonderlijk. De PVV behoort tot een Europese familie van ‘populistisch radicaal rechtse’ partijen die in de afgelopen decennia een steeds prominentere rol zijn gaan spelen. Gelijkgezinde partijen in West-Europa veroverden een groot kiezersaandeel tijdens recente verkiezingen in Zweden, Italie, Finland en Zwitserland.
In steeds meer landen (inclusief de bovengenoemde) krijgen deze partijen bovendien de kans om deel te nemen aan regeringen, of deze te steunen via gedoogconstructies.Ideologisch gezien is de PVV is een schoolvoorbeeld van populistisch radicaal rechts.
De drie ideologische kernelementen van deze partijfamilie (nativisme, autoritarisme en populisme) zijn nadrukkelijk aanwezig. Nativisme is een xenofobe vorm van nationalisme die stelt dat niet-inheemse ideeën en personen (migranten) een bedreiging vormen voor de homogene natiestaat. In haar partijprogramma waarschuwt de PVV bijvoorbeeld voor een ‘asieltsunami’ van ‘niet-westerse allochtonen’ en pleit voor een verbod op islamitische scholen, korans en moskeeën.
Daarnaast wil de partij een volledige asielstop en tevens het
Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties opzeggen. Ook autoritarisme (het geloof in een strikt geordende samenleving waarbinnen overtredingen van de regels streng bestraft dienen te worden) is duidelijk zichtbaar in het partijprogramma. Zo maakt de PVV zich sterk voor scherpe ‘law and order’ maatregelen en wil de partij geld vrijmaken voor 10.000 extra politieagenten. Eveneens omarmt de PVV volmondig het populisme door te ageren tegen wat zij beschouwt als een ‘links-liberale elite’ die niet naar ‘het gewone volk’ luistert.
Hoewel de PVV expliciet radicaal-rechtse standpunten inneemt, betekent dat niet dat haar achterban precies dezelfde denkbeelden deelt. Uit onderzoek blijkt dat de PVV-aanhang divers is: het stereotype van de ‘laagopgeleide, boze witte man’ is inmiddels ontkracht.
Hoe komt het dat bijna een kwart van de Nederlandse kiezers (en vele andere Europese burgers) hun stem uitbrengen op een populistisch radicaal-rechtse partij? Het succes van deze partijen is een kwestie van vraag en aanbod. Enerzijds is een voedingsbodem essentieel: er moeten voldoende kiezers zijn die zich aangetrokken voelen door populistisch radicaal-rechtse ideeën. Anderzijds moet er ook een geloofwaardige partij zijn die deze vraag in stemmen kan vertalen.
Voedingsbodem
Populistisch radicaal-rechtse partijen in Europa trekken kiezers vooral aan op basis van hun centrale thema’s: immigratie en multiculturalisme. Hun kiezers worden veelal gekenmerkt door een combinatie van populistische anti-elite attitudes en steun voor anti-immigratie standpunten.
Sociaal-economische vraagstukken stonden evenwel ook hoog op de agenda in de Nederlandse campagne. ‘Bestaanszekerheid’ was wellicht het begrip van deze Tweede Kamerverkiezingen. De PVV koppelde het thema vooral aan migratie. Zo is de woningcrisis volgens de partij te wijten aan asielzoekers. Door een zogenaamd ‘welvaarts-chauvinistisch’ discours te hanteren, weet Wilders kiezers aan te spreken die economische bescherming van de overheid verlangen (waarmee hij feitelijk met linkse partijen concurreert) en die tegelijkertijd cultureel conservatief zijn.
Uit kiezersonderzoek blijkt dat hier een aanzienlijk electoraal potentieel ligt: in Nederland (en daarbuiten) zijn er veel kiezers die sociaaleconomisch ‘linkse’ opvattingen met cultureel ‘rechtse’ standpunten combineren.
Het feit dat veel van deze kiezers hun stem uitbrengen op radicaal rechts geeft aan dat partijen op sociaaleconomisch en cultureel links moeite hebben om dit deel van het electoraat aan te spreken. We zien dan ook dat het linkse blok tijdens de afgelopen verkiezingen weer fors kleiner is geworden, deels ten gunste van de nieuwe partij van oud-Christendemocraat Pieter Omtzigt: Nieuw Sociaal Contract.
Er was echter geen massale electorale exodus vanuit linkse partijen naar radicaal rechts: veruit de meeste kiezers bewegen zich tussen ideologisch gelijkgezinde partijen. Er is dan ook geen sprake van een fundamentele ‘ruk naar rechts’ wat betreft de houding en attitudes van kiezers. De voedingsbodem voor radicaal rechts bestaat al jaren en om te verklaren waarom zoveel kiezers ditmaal hun stem op Wilders uitbrachten dienen we de aandacht te verschuiven naar de politieke ‘aanbodzijde’.
De aanbodzijde
Gevestigde politieke partijen zien zichzelf graag als slachtoffers van het populisme in het algemeen en radicaal rechts in het bijzonder, terwijl ze juist een belangrijke rol spelen in de opkomst ervan. Het politieke ‘aanbod’ dat kiezers voorgeschoteld krijgen bepaalt namelijk mede hun kiesgedrag. In veel West-Europese landen zijn sociaaldemocratische partijen in de afgelopen decennia steeds meer naar het midden opgeschoven.
Door de convergentie tussen links en rechts (en de daaruit voortkomende middenkabinetten) is de economische scheidslijn tussen partijen vervaagd. Een nieuwe sociaal-culturele breuklijn werd gepolitiseerd door radicaal-rechtse partijen die hameren op thema’s zoals immigratie, multiculturalisme en veiligheid. Vooral centrumrechtse partijen spelen daarop in, uit angst voor electorale concurrentie en in de hoop kiezers ‘terug te winnen’ of nieuwe aanhang te werven.
Uit onderzoek blijkt dat wanneer mainstreampartijen de concurrentie aangaan met radicaal-rechtse partijen door hun thema’s over te nemen, dit radicaal rechts over het algemeen in de kaart speelt. Dat bleek ook opnieuw bij de Nederlandse verkiezingen: de PVV snoepte vooral kiezers af van de conservatief-liberale VVD.
In het begin van de campagne zette de VVD expliciet de deur open voor samenwerking met Wilders. De nieuwe partijleider Dilan Yeşilgöz brak daarmee met het beleid van haar voorganger, Mark Rutte. Het logische gevolg was dat veel kiezers de PVV als serieuze regeringskandidaat gingen beschouwen. Daarnaast selecteerde de VVD migratie als belangrijk campagnethema, terwijl de PVV ‘issue owner’ is: veel kiezers associëren immigratie primair met de partij van Wilders. Als andere partijen en media veel aandacht aan dat thema besteden, dan vergroot dat doorgaans de electorale steun voor radicaal rechts.
De mildere toon die Wilders tijdens de campagne aansloeg zal sommige kiezers ook over de streep getrokken hebben om niet centrumrechts, maar radicaal-rechts te stemmen. De PVV-leider toonde zich bereid om compromissen te sluiten en zijn meer extreme standpunten los te laten tijdens coalitieonderhandelingen. (Wie het PVV verkiezingsprogramma leest, ziet echter weinig verschillen met voorgaande edities.)
Ook de media speelden een belangrijke rol in het ‘mainstreamen’ van Wilders. Zo was Wilders tijdens de campagne bij het Jeugdjournaal te zien in een dierenasiel met jonge katjes. Het item, getiteld ‘Katten knuffelen met Geert Wilders’, werd breed gedeeld en is wellicht het meest sprekende voorbeeld van het normaliseren van de radicaal-rechtse politicus.
De opkomst van radicaal rechts is niet vanzelfsprekend. Media en gevestigde politieke partijen bepalen welke thema’s en partijen aan bod komen en hebben daardoor invloed op zowel politieke vraag als aanbod. Het blijkt zeer verleidelijk voor traditionele mainstreampartijen om op electorale jacht te gaan naar de ‘bezorgde burgers’ die nu in aanzienlijke getalen naar radicaal rechts bewegen.
De VVD staat daarin niet alleen. Zo zijn ook de Duitse Christendemocraten na Merkel een cultureel-conservatieve koers gaan varen, met de hete adem van Alternative für Deutschland in de nek. Zelfs zonder directe concurentie van een radicaal-rechtse partij, zoals het geval is in het Verenigd Koninkrijk, voelen veel conservatieve politici er voor om hardere anti-immigratiemaatregelen te bepleiten. Maar zoals eerder aangegeven is het overnemen van radicaal-rechtse standpunten voor mainstream partijen een riskante strategie. Kijk bijvoorbeeld naar Frankrijk, waar Les Republicains inmiddels geheel worden overvleugeld door Le Pen’s Rassemblement National.
Voor politieke partijen is het belangrijk om trouw te blijven aan hun eigen identiteit teneinde de verbinding met hun achterban te behouden. Dit betekent vasthouden aan hun eigen verhaal en de kernwaarden die hen definiëren. Voor de media is het cruciaal om de juiste termen te hanteren en partijen durven te benoemen voor wat ze zijn.
Naarmate een radicaal-rechtse partij aan populariteit wint of uitgroeit tot vast onderdeel van het politieke bestel, wordt deze niet automatisch minder radicaal. Daarnaast is het belangrijk om formele afspraken te maken over het beschermen van liberaal-democratische waarden die haaks staan op het uitsluiten van bepaalde bevolkingsgroepen en het opdringen van een ‘dominante en leidende cultuur’.
Partijen en media moeten bereid zijn grenzen te stellen aan tolerantie voor intolerantie - en wel voor dat deze overschreden worden. Als die er niet zijn, dan staat radicaal rechts weinig in de weg om politieke normen steeds verder te verschuiven.
Léonie de Jonge is universitair docent Europese politiek en maatschappij aan de Rijksuniversiteit Groningen. Stijn van Kessel is universitair hoofddocent Europese politiek aan de Queen Mary Universiteit in London. Beiden zijn gepromoveerd op populistische en radicaal-rechtse partijen in Europa.