N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De Kamervoorzitter: een karakter- en functieprofiel
Volgende week donderdag kiest de nieuwe Tweede Kamer haar nieuwe Voorzitter. Sinds 2002 is er een vrije kandidaatstelling: ieder Kamerlid kan zich kandideren.
Over welke eigenschappen moet dit buitengewone Kamerlid beschikken? In 2016 bogen wij ons al eens over die vraag. De zes kwaliteitseisen die we toen formuleerden, houden voor deze gelegenheid nog eens tegen het licht. Wat is er in de tussenliggende jaren veranderd, en welke kwaliteiten blijven cruciaal – misschien nu nog wel meer dan toen?
Onpartijdig zijn
Historisch kwaliteitseis nummer 1: strikte onpartijdigheid en verdelende rechtvaardigheid. Nederlandse Kamervoorzitters nemen geen afscheid van hun partij, maar moeten zich in de stoel verre houden van een politiek oordeel.
Toen Kamervoorzitter Anne Vondeling (PvdA, 1972-1979) tijdens de verkiezingscampagne van 1977 CDA-lijsttrekker Van Agt op de radio verweet geen goed politicus te zijn omdat Van Agt zich zo vaak laatdunkend uitliet over de politiek, was het CDA tamelijk ontstemd. In de Kamer zelf gedroeg Vondeling zich echter als een neutrale voorzitter die de rechten van de parlementaire minderheid beschermde.
In het gepolariseerde klimaat van vandaag de dag is de Kamervoorzitter kwetsbaarder geworden voor het verwijt van partijdigheid. Alle Kamervoorzitters sinds 2002 waren bij hun eerste verkiezing lid van een coalitiefractie, Gerdi Verbeet uitgezonderd.
Pas de laatste jaren worden ze echter ook nadrukkelijker als ‘van de coalitie’ aangesproken, op het moment dat belangen schuren. Het loont daarom om goede banden te smeden met de oppositie. Frans Weisglas (VVD, 2002-2006) had de naam de oppositie te bevoordelen - en achtte dat een compliment.
Khadija Arib (PvdA, 2016-2021) ontwikkelde een goede verstandhouding met de PVV - de fractie die aanvankelijk fel gekant was tegen haar kandidatuur vanwege haar dubbele paspoort. Keep your friends close, but your enemies even closer, luidt het Britse adagium.
Gevoel voor debat hebben
Een succesvolle voorzitter voelt de temperatuur van de Kamer goed aan. Ironie en humor zijn voor een Kamervoorzitter dankbare instrumenten om de sfeer in de vergaderzaal niet te laten verzuren.
Een kwinkslag vanaf de hoge stoel kan de ernst van het debat relativeren en als buffer fungeren tussen het persoonlijke en de politieke. Frans-Joseph van Thiel (KVP, 1963-1972) wist dit in de turbulente jaren zestig uitstekend uit te spelen. Joop den Uyl noemde Van Thiel een scheidsrechter die de wedstrijd niet doodfloot als het spannend werd.
Met vijftien fracties zal het debat de komende tijd wellicht weer wat beter beheersbaar zijn dan in de voorgaande periode. De huidige Tweede Kamer zal echter een Rupsje Nooitgenoeg blijven als het gaat om spreektijd en interrupties. Dat vraagt toch om begrenzing, in de geest van Dick Dolman (PvdA, 1979-1989): ‘Interrupties zijn het zout in de pap. Maar er kan ook te veel zout in zitten.’
Lik op stuk durven geven
Kennis van de parlementaire spelregels lijkt een noodzakelijke voorwaarde. Nog belangrijker is het vermogen om te bluffen. Een voorzitter moet uitstralen dat hij de regels van het huis beheerst en durven improviseren als hij ze even niet paraat heeft. Wim Deetman (CDA, 1989-1996) was hier goed in. Met dank ook aan de griffier aan zijn rechterhand, die hem zo nodig snel een reglementsbepaling of ondersteunend voorbeeld influisterde.
Deetmans voorgangers in de jaren vijftig en zestig voeren wat dit betreft blind op griffier Schepel, van wie het verhaal gaat dat hij op elk moment van ophef met een stalen gezicht een precedent kon opdissen om het beleid van de voorzitter te legitimeren - de rest in vertwijfeling latend of het voorval werkelijk had plaatsgevonden.
Kennis en intuïtie zijn ook nodig om lik op stuk te kunnen geven. Een voorzitter moet durven ingrijpen, meende Dick Dolman (PvdA, 1979-1989). Want de Kamer was heus geen gezelschap beschaafde mensen onder elkaar. "Er zitten vaak genoeg onbeschaamde rotzakken tussen."
Toen Gerdi Verbeet in 2006 de Kamer uitdaagde wat vaker ‘de taal van de straat’ te spreken, had zij een meer toegankelijk en begrijpelijk debat voor ogen. Nog onlangs zou ze constateren dat er wel een verschil is tussen een Kamer die als ‘ventiel’ van maatschappelijk ongenoegen functioneert, en een Kamer die als ‘aanmaakblokje’ dat ongenoegen aanwakkert. En naar dat laatste neigde de Kamer de afgelopen periode steeds meer.
Afzwaaiend Kamervoorzitter Vera Bergkamp (D66, 2021-2023) heeft hier flink last van gehad, maar ook tamelijk vasthoudend geprobeerd de bal bij de Kamer terug te leggen. Met gesprekken, een notitie en een debat heeft zij de overtuiging teruggebracht dat de geest weer in de fles moet. ‘Vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar ze schept ook een grote verantwoordelijkheid. Hoe wij met elkaar omgaan in dit Huis, raakt ook de samenleving. En het vertrouwen van mensen in de goede omgang met elkaar.’
Naar buiten treden als een koning(in) van het volk
Buiten de vergaderzaal representeert de voorzitter de volksvertegenwoordiging. Bij ontvangst van buitenlandse gasten, zoals de Oekraïense president Volodymyr Zelensky of de Surinaamse parlementsvoorzitter Marinus Bee, maar ook binnenlandse bezoekers zoals jongeren en lagere schoolklassen.
Ook bij binnenlandse herdenkingen zoals de kranslegging op de Dam of het Nationaal Slavernijmonument vertegenwoordigt de voorzitter het instituut. Charme en voorkomendheid zijn hierbij nuttige eigenschappen, net als het vermogen om de bevolking in eenvoudige taal uitleg te geven over de werking van het parlement. Gerdi Verbeet (PvdA, 2006-2012) excelleerde in deze rol. Een krant schreef dat zij in professionele uitstraling 'slechts de koningin boven zich te dulden' had.
In harmonie werken met de griffier en het ambtelijk personeel
De ambtelijke organisatie van de Kamer bestaat momenteel uit ongeveer 700 ambtenaren, geen klein bedrijf dus. De griffier geeft leiding aan dat bedrijf, de Kamervoorzitter is de verbindende schakel tussen de leden en de ambtenarij.
Dat brengt achter de schermen grote verantwoordelijkheden met zich mee. Een wellevende houding en heldere afspraken over taken en eigen rol vormen de basis voor een succesvolle samenwerking. ‘Moeilijke problemen geruisloos oplossen’, zoals griffier Ton Kerkhofs volgens Kamervoorzitter Deetman in de jaren tachtig deed, vergen wederzijds vertrouwen en respect.
Respect hebben voor 'de oude dame'
Politieke vernieuwing ligt op veel lippen bestorven. Vóór continuïteit en stabiliteit durven staan is in de huidige Kamer vers twee. Een voorzitter moet ook weten: de Tweede Kamer bestaat al tweehonderd jaar bij de gratie van een zekere institutionele continuïteit en voorspelbaarheid.
Hier ligt voor de toekomstig Kamervoorzitter misschien nog wel de grootste opgave: de Kamer laten meebewegen met maatschappelijke veranderingen, maar tegelijkertijd ook blijven staan voor de duurzaamheid van de Tweede Kamer als democratisch instituut en hoogste besluitvormende orgaan. En dat is minder eenvoudig en vanzelfsprekend dan het lijkt, zoals in 1969 fraai verwoord door de vroegere nestor van het parlement Theo Joekes (VVD, 1963-1989):
‘Ik vind het jammer dat er zelfs onder de leden van de Kamers soms zo weinig belangstelling voor het Reglement van Orde is. Jammer, en niet ongevaarlijk. De belangrijkste belagers van de democratie buiten en binnen het parlement kennen de regels van ons spel op hun duimpje. Zij hebben allang ingezien dat men, juist door van de democratische regels gebruik en misbruik te maken, de democratie soms vrijwel geluidloos om zeep kan helpen.’
Carla Hoetink is politiek historicus en universitair docent bij de opleiding Geschiedenis van de Radboud Universiteit. Anne Bos is als onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis, Radboud Universiteit.