N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Uitbreiding artikel 1 Grondwet: noodzakelijk of overbodig? Verslag van het debat op 2 november 2023
DEN HAAG (PDC) - Op 2 november 2023 ging een panel in debat over artikel 1 van de Grondwet. Het debat werd voorafgegaan door een inleiding van Ashley Terlouw (hoogleraar rechtssociologie Radboud Universiteit Nijmegen). Zij sprak over de wenselijkheid van verdere uitbreiding van artikel 1. Ze stelde dat de recente uitbreiding van het artikel met de discriminatiegronden handicap en seksuele gerichtheid waardevol zijn, omdat het 'erkenning geeft van de nieuwe moraliteit'. In aanvulling op deze uitbreiding stelde Terlouw voor ook sociaaleconomische status, nationaliteit en opleidingsniveau op te nemen als gronden op basis waarvan mensen niet ongelijk behandeld mogen worden. Een eventueel inflatoire werking van deze toevoegingen zou in haar ogen 'op de koop toegenomen moeten worden'. 'Een lange lijst van gronden kan juist ook bijdragen aan de effectiviteit van de Grondwet', zo stelde Terlouw. Het expliciet noemen van de gronden zou ervoor zorgen dat de overheid zich bewuster is van haar positieve plicht om artikel 1 op deze specifieke gronden in de praktijk te waarborgen.
Onder leiding van moderator Mark Kranenburg (journalist, NRC) gingen Terlouw, Caspar van den Berg (Eerste Kamerlid, VVD), Hendrik-Jan Talsma (Eerste Kamerlid, ChristenUnie) en Kirsten van den Hul (oud-Tweede Kamerlid, PvdA en directeur DutchCulture) vervolgens met elkaar in gesprek over het vraagstuk of verdere uitbreiding van artikel 1 noodzakelijk is. Kirsten van den Hul stelde hierover dat het 'expliciteren van discriminatiegronden een belangrijk emancipatoir effect heeft' en dat de uitbreiding van artikel 1 daarom één van de zaken is waar ze het meest trots op is vanuit haar periode als Kamerlid. Caspar van den Berg stelde dat het voor de VVD-fractie niet vanaf het eerste moment duidelijk was dat er voor de aanpassing gestemd zou worden. Alhoewel Van den Berg ook tevreden zou zijn met een artikel 1 zonder specifieke gronden, zei hij ook de recente toevoegingen te zien als 'een mooie reflectie van de maatschappelijke ontwikkelingen' van de afgelopen 40 jaar. Talsma stelde dat men bij de ChristenUnie over het algemeen niet enthousiast is over wijzigingen van de Grondwet, maar uiteindelijk wel voor de wijziging heeft gestemd, omdat de toevoeging van gronden wel 'groepen kan helpen die in de knel kunnen komen'.
Waar de panelleden het eens waren over het nut van de toevoeging van handicap en seksuele geaardheid aan artikel 1, kon het voorstel van Terlouw voor een verdere uitbreiding met de gronden sociaaleconomische status, nationaliteit en opleidingsniveau op minder steun rekenen. Volgens Talsma zijn de huidige expliciet genoemde gronden in artikel 1 'met de persoon verbonden' en dingen die 'je niet van je af kunt schudden'. Volgens Talsma geldt dit niet voor een sociaaleconomische status, opleidingsniveau en nationaliteit. Van der Berg voegde toe dat men 'huiselijk gezegd wel aan de gang kan blijven' met het toevoegen van discriminatiegronden, omdat er altijd groepen zullen blijven die zich gediscrimineerd voelen en niet onder de expliciet genoemde gronden vallen. Terlouw reageerde dat het opnemen van deze gronden wel wenselijk is, omdat de overheid zich er dan bewuster van zou zijn. Ook noemde ze het onderscheid dat Talsma schetste niet zo duidelijk als hij voor deed komen.