N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ministers met korte lontjes
Ministers met een opvliegend karakter, waren die er vroeger ook? Jawel, al las je daar vroeger zelden over in de krant. Het was kennelijk not done om uit de school te klappen, pas later, in biografieën en memoires, doen ambtenaren en voormalige collega’s een boekje open. De ambtelijke loyaliteit stond openlijk klagen kennelijk niet toe. Bovendien is de tijdgeest anders. Sinds de opkomst van de #MeToo-beweging is seksueel grensoverschrijdend gedrag bespreekbaar geworden. Ook gedrag dat niets met seks te maken heeft maar wel als intimiderend of kwetsend wordt ervaren, is niet langer een taboe-onderwerp en komt meer en meer in de publieke aandacht.
Wie al wel tijdens zijn ministerschap openlijk werd besproken is Bram Peper (PvdA), minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kabinet-Kok II (1998-2002). Over hem schreef de Volkskrant dat hij het imago had ‘wispelturig en regentesk’ te zijn en soms ‘ronduit horkerig’ was tegen ambtenaren. Die reputatie had hij al in zijn voorgaande baan als burgemeester van Rotterdam. Peper trad in 1999 af vanwege gedoe over zijn declaraties bij de gemeente Rotterdam. Zijn verleden, en dus ook zijn slechte naam onder ambtenaren, achtervolgde hem en zijn verweer tegen de aantijgingen kostte zoveel tijd dat hij niet volwaardig meer kon functioneren en besloot af te treden.
Andere voorbeelden van temperamentvolle bewindslieden waren Ger Klein, staatssecretaris van Onderwijs in de jaren zeventig die later openhartig schreef over zijn manisch-depressiviteit1, Roelof Kruisinga, staatsecretaris van Volksgezondheid en later minister van Defensie, die ook bekend stond als liefhebber van sterke drank en tot slot Pieter Sjoerds Gerbrandy, minister-president in de oorlogsjaren tussen 1939 en 1945. Ook hij maakte dikwijls knallende ruzie, vooral met andere leden van het kabinet. De historicus Cees Fasseur haalde in zijn biografie Eigen meester, niemands knecht een anekdote aan over de vrouw van Gerbrandy. Zij mocht in 1960 een schip dopen dat vernoemd was naar haar man. Zij zei tegen de scheepsbouwer dat ze het zo dapper vond dat hij de olietanker de ‘Prof. P.S. Gerbrandy’ wilde noemen, want zij vond haar man ‘volkomen onbestuurbaar’. ‘Moet hij rechts, dan gaat hij links. Moet hij links, dan gaat hij rechts.’
Donderdag, kort voor het aftreden van minister van Onderwijs Dennis Wiersma, besprak ik op Radio 1 met journalist Joost Vullings en presentator Suzanne Bosman deze en andere voorbeelden en gingen we in op de penibele situatie waarin de minister zat. Dat gesprek is hier terug te luisteren.
dr. Anne Bos is als fellow betrokken bij het Montesquieu Instituut. Zij is gespecialiseerd in de parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945 en publiceert over uiteenlopende politieke onderwerpen om met een blik op het verleden duiding te geven bij de actualiteit. Zij is als politiek historicus en onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis aan de Radboud Universiteit, partner van het Montesquieu Instituut.
[1] Ger Klein, Over de rooie. Relaas van een manisch-depressief politicus (Amsterdam 1994).