De BoerBurgerBeweging: een agrarische belangenpartij met populistische trekjes

maandag 24 april 2023, 13:00, analyse van Prof.Dr. Gerrit Voerman en dr. Léonie de Jonge

Bij de Provinciale Statenverkiezingen van 15 maart 2023 kwam de BoerBurgerBeweging (BBB) van Caroline van der Plas als grote winnaar uit de stembus. Nu het stof van de verkiezingen enigszins is neergedaald, dringt zich de vraag op met wat voor partij we het nu eigenlijk te maken hebben. Dat stikstof een kernthema is voor de BBB is inmiddels duidelijk, maar waar staat de partij nog meer voor? In deze bijdrage nemen we de ideologische beginselen en programmatische opvattingen van de BBB onder de loep en maken we voorzichtig de eerste balans op. Daaruit blijkt: de partij van Van der Plas is een agrarische belangenpartij met populistische trekjes, die haar programma verder heeft aangelengd met in sociaaleconomisch opzicht zowel linkse als rechtse standpunten en wat betreft immateriële aangelegenheden enkele progressieve en behoudende stellingnames.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Belangenpartij van de agrarische sector

De BBB is opgericht in 2019 als een belangenpartij met het doel om ‘op een vernieuwende wijze het contact tussen boeren en burgers te herstellen, wederzijds begrip te kweken en de verbinding tussen het buitengebied en de burger te versterken', aldus de partijstatuten. Het verkiezingsprogramma van de BBB van 2021 besteedt dan ook volop aandacht aan de land­bouw (veel meer dan aan het platteland in bredere zin). ‘We zorgen voor het behoud van de agrarische sector en MKB-bedrijven op het platteland’. Hier­mee is de kern van het programma van de BBB goed weergegeven. De rode lijn is dat de boeren door de overheid met rust moeten worden gelaten. Vanzelfsprekend moeten de stikstofmaatregelen van tafel. Krimp van de vee­stapel wordt afgewezen, evenals per­manent cameratoezicht in de veestallen. Er dient een wet Recht op Landbouw te komen die het bestaansrecht van boeren (maar ook tuinders en vissers) waarborgt en voorkomt dat allerlei organisa­ties jarenlange procedures gaan voeren tegen uit­brei­ding of modernisering van wette­lijk toege­stane agrarische bedrijven.

De BBB ziet de overheid dus het liefst op afstand, maar juist niet in financieel opzicht. Zo wil zij dat de er in de vleessector en de veehouderij niet meer betaald hoeft te worden voor de keurin­gen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Inkomenssubsidies voor de land­bouw mogen niet worden afgeschaft en familiebedrijven moeten worden behouden door ‘extra gelden en fiscale voordelen’ voor bedrijfsopvolging beschikbaar te stellen.

2.

Cocktail van overige standpunten

De BBB presenteert zichzelf nadrukkelijk als een middenpartij. ‘We zijn niet links en niet rechts, maar pragmatisch en sociaal rechts. Soms zijn we sociaal en soms liberaal’, aldus Van der Plas in haar boek Gewoon gezond verstand. Uit het partijprogramma blijkt echter dat de BBB op sociaaleconomisch vlak eerder links dan rechts oogt. Zo moet de rege­ring niet bezuinigen om de staatsschuld te verkleinen en dienen veelverdieners en grote bedrijven meer belasting te betalen. De partij wil verder de invoering van een landelijk zorgfonds (‘het ziekenfonds moet weer terug’); het leenstelsel weer vervangen door de basisbeurs; gratis kinderopvang voor drie dagen; recht op AOW na 40 jaar werken voor mensen met een lichamelijk zwaar beroep; verho­ging van het minimumloon; een goedkoper openbaar vervoer; en de huurverhoging in de soci­ale woningbouw beperken tot het inflatiepercentage. Daartegenover staan relatief weinig recht­se standpunten: zo is de BBB tegen de auto­matische doorwerking van de verhoging van het minimumloon in de bijstandsuitkeringen; voor verlaging van de brandstofaccijnzen; en tegen een kilometerheffing.

Op immaterieel terrein is de BBB in een aantal opzichten inderdaad liberaal. De partij is voor­stander van de legalisering van de verkoop van softdrugs. Ook meent zij dat mensen die hun leven voltooid vinden, hulp moeten kunnen krijgen bij zelfdoding, en wijst zij verplichte vacci­na­ties tegen corona af. Het zelfbeschikkingsrecht dat de partij voorstaat wordt wel wat ingeperkt bij abortus: de BBB vindt dat de verplichte bedenktijd van vijf dagen moet blijven.

Tegelijkertijd treffen we ook enkele radicaal-rechtse standpunten aan, met name op thema’s als asiel en migratie. Zo vindt de BBB dat ‘economische gelukszoekers zonder werk en inkomen’ niet mogen worden toegelaten of zo snel mogelijk moeten worden ‘uitgezet naar eigen land’. Daar­entegen is de partij wel van mening dat gemeenten mensen zonder geldige verblijfsver­gunning opvang mogen bieden (‘bed-bad-brood’). Opval­lend is verder het beruchte (en inmid­dels door Van der Plas genuanceerde) standpunt dat leraren wordt verboden ‘hun eigen ideo­logieën te verspreiden onder leerlingen’, en dat er een meldpunt moet komen ‘waar leerlingen en ouders dit kunnen melden’. Dit standpunt is anti-pluralistisch en staat daarmee duidelijk op gespannen voet met de uitgangspunten van de liberale democratie.

3.

Is de BBB populistisch?

Naast deze mengelmoes van standpunten, heeft de BBB duidelijk populistische trekjes. Popu­lis­ti­sche partijen benadrukken doorgaans de tegenstelling tussen ‘het volk’ en ‘de politieke elite’, die niet naar de gewone mensen luistert en vooral haar eigenbelang najaagt. Het BBB-program­ma en het boek van Van der Plas getuigen daarvan: ‘Den Haag’, het symbool voor de gevestig­de partijen, staat tegen­over het platteland en de boeren. ‘BBB wil dat het platteland niet het afvoerputje is van politiek Den Haag’, aldus het verkiezingsprogramma; de BBB ‘gaat de stem van het plat­teland voor­goed laten weerklinken in Den Haag’.

Voor popu­listen is ‘de volkswil’ alles­bepalend; de politiek moet daarvan de uitdrukking zijn. Om de macht van de elite te beperken moet het volk directe zeggenschap krijgen: ‘gewoon luisteren naar de mens’; ‘Gezond Verstand dient te regeren.’ De BBB wil ‘meer democratie’: ‘de stem van de burger’ moet ook tussen de verkiezingen worden gehoord, door volkspeilingen en referenda (om door het parlement aangenomen wetten tegen te houden). De BBB noemt zich ook bewust niet een ‘partij’ maar een ‘beweging’, wat nabijheid tot het volk suggereert. Het ‘lokale geluid’ moet in de landelijke politiek worden gehoord door de gemeenteraadsleden (en niet de Staten­leden) de Eerste Kamer te laten verkiezen. De rechtstreekse verkiezing van de burgemeester moet een einde maken ‘aan de partijpolitieke benoemingen in de achterkamers’. Wat betreft Europa is er sprake van ‘soft euroscepticisme’: de BBB wil de euro behouden (maar geeft de voorkeur aan een euro voor de zuidelijke en één voor de noordelijke lidstaten) en wijst een ‘harde Nexit’ af. De Europese Unie moet echter ‘geen superstaat’ worden; haar macht moet worden afgebouwd tot het niveau van de gemeenschappelijke markt ten tijde van de Europese Economische Gemeenschap (EEG).

Veel populisten koesteren een soort heimwee naar een geïdealiseerd verleden, waarin een ver­enigde en deugdzame bevolking woont in een niet precies in tijd en ruimte te traceren democra­tisch, door integere politici bestuurd land. Zo’n ‘heartland’, in de woorden van de Britse politico­loog Paul Taggart, is voor de BBB het platteland, met zijn ‘unieke kenmerken’ als het ‘prachtige cultuurlandschap’, ‘eeuwenoude plattelandstradities’, ‘noaberschap’ en ‘ouder­wetse platte­lands­­gezelligheid’. Ook al zegt de BBB het platteland niet te willen idealiseren, deze verheerlijking zet het contrast verder aan tussen het ‘platteland met zijn gezonde verstand’ en de ver van de praktijk en de realiteit staande Haagse politici. De laatsten moeten van de eerste leren: de BBB bepleit een ministerie voor het Platte­land ‘op minimaal 100 km afstand van Den Haag’, en na de Kamerverkiezingen dienen alle leden van de Tweede Kamer en het kabinet op het plat­teland een verplich­te ‘inboeringscursus’ van een week te volgen. Kan dat laatste nog als een grap worden opgevat, de BBB is wel degelijk serieus wanneer zij lesmateriaal over de voedselproductie wil censureren en ‘voedselonderwijs’ op de basisscholen wil verplichten, met als wezenlijk onder­deel ‘boerderij-educatie’.

Opmerkelijk is wel dat de BBB de geborgde zetels bij de waterschappen – van onder meer de boeren – wil behouden: ‘burgers moeten op de kennis van eigenaren van gronden kunnen ver­trouwen’. Dit zou erop kunnen duiden dat uiteindelijk de belangenbehartiging van de agrarische sector bij de BBB toch zwaarder weegt dan directe kiezersinvloed. Eveneens opvallend is dat de partij ook pleit voor een Constitutioneel Hof. De meeste populisten moeten niets weten van zo’n niet-verkozen rechterlijke instantie; zij menen dat die afbreuk doet aan de volkswil. De BBB is het daarmee oneens: zij denkt dat burgers zo kunnen laten toetsen of een wet al dan niet strijdig is met de grondwet.

4.

Slot

De BBB koppelt haar belangenbehartiging van de agrarische sector aan populistische stand­pun­ten. Haar verkiezingszege kan dan ook in een langere traditie van agrarisch populisme worden geplaatst. Tot op heden was dit in Nederland geenszins een succesformule. In tegen­stelling tot andere landen wisten boerenpartijen hier nooit echt voet aan de grond te krijgen, mede omdat de christendemocratie en haar voorlopers de agrarische belangenbehartiging altijd hoog in hun vaandel hadden staan. Omdat het CDA het op dit vlak de laatste jaren liet afweten, kon de BBB bij de Kamerverkiezingen van 2021 de vrijgekomen ruimte op de electorale markt innemen. De vraag is of agrarische belangenbehartiging – de primaire doelstelling van de BBB – voldoen­de is voor een bestaan als (middel-)grote partij op de langere termijn. Dat de partij bij de Statenver­kiezingen opvallend veel stemmen uit de steden wist te trekken lijkt minder te maken te hebben met het regeringsbeleid ten aanzien van de landbouwsector maar meer met haar populistisch getoonzette protest tegen een door velen gewan­trouwde overheid – waarbij natuurlijk haar programmatische veelzijdigheid van dienst kan zijn geweest. De BBB heeft zo succesvol kunnen aanhaken bij de populistische traditie die kenmerkend is voor de Nederlandse politiek sinds het einde van de vorige eeuw. Electorale stabiliteit is daarmee echter bepaald niet gegaran­deerd.


Léonie de Jonge is politicoloog aan de Rijksuniversiteit Groningen en onderzoeker bij het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP).

Gerrit Voerman is directeur van het DNPP en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen.

5.

Deze bijdrage stond in