Frankrijk na de pensioenwet: hoe verder?

maandag 3 april 2023, 11:00, column van dr. Niek Pas

Vorige week heeft de Franse regering de omstreden pensioenwet (‘réforme des retraites’) door het parlement geloodst. Ondanks felle oppositie in het parlement: van radicaallinks (NUPES) en extreemrechts (het Rassemblement National) aangevuld met verschillende parlementsleden van de centrumrechtse Les Républicains. Ondanks de mobilisatie van de grote vakbonden CGT (communistisch) en CFDT (gematigd) die, en dat is op zich best bijzonder, al wekenlang samen optrekken en voet bij stuk houden. Ondanks massale demonstraties in grote steden die miljoenen Fransen de straat op dreven en ondanks verspreide stakingen en blokkades in het land.

Deze wet is met name omstreden omdat de pensioenleeftijd wordt verhoogd van 62 naar 64 jaar. Daarnaast komt er een einde aan het doolhof van uitzonderingsbepalingen waarbij werknemers uit ondermeer de transport- en energiesector via speciale regelingen met vroegpensioen konden (de zogeheten ‘régimes spéciaux de retraite’). Frankrijk kent een ander pensioenstelsel dan Nederland. Via een zogeheten omslagstelsel (‘système de répartition’) betalen werkenden voor gepensioneerden. De regering koos er nadrukkelijk niet voor aan andere hendels te trekken zoals verhoging van premies of verlaging van uitkeringen. Vakbonden en (linkse) oppositie zagen juist heil in grotere afdracht door het bedrijfsleven. Dit is voor de regering geen optie omdat president Macron inzet op volledige werkgelegenheid en herindustrialisering. De staatshuishouding financieel gezond krijgen, het sociale stelsel ingrijpend hervormen en de concurrentiekracht versterken zijn stuk voor stuk belangrijke beleidsvoornemens die hij vanaf zijn aantreden in 2017 probeert te realiseren.

Om de wet door het parlement te loodsen nam premier Borne haar toevlucht tot het wetsartikel 49.3. Dit stelt de regering in staat wetten aan te nemen zonder deze in stemming te brengen. Een paardenmiddel maar constitutioneel legitiem. In de parlementaire geschiedenis van de Ve Republiek was het overigens de 100e keer dat dit artikel werd ingezet. In het verleden maakten met name linkse kabinetten hier gretig gebruik van. De socialist Michel Rocard, premier in de jaren 1988-1991, heeft 49.3 tientallen keren ingezet.

Vorige week overleefde de regering-Borne twee moties van wantrouwen (‘motions de censure’) die waren ingebracht door een kleine centrumformatie en door het Rassemblement National. Met name de eerste motie werd massaal gesteund van links tot rechts inclusief verschillende parlementariërs van Les Républicains - toch de beoogde coalitiepartner van de regering. De regering blijft vooralsnog zitten. De president heeft aangekondigd niet te zullen schuiven met ministersposten en premier Élisabeth Borne blijft ook gehandhaafd.

Dat deze pensioenkwestie is uitgegroeid tot een maatschappelijk uiterst beladen dossier is op zich niet vreemd. Stelselhervormingen stuiten in Frankrijk traditioneel op grote maatschappelijke weerstand. En voor links Frankrijk gaat een grote symboolkracht van het pensioen uit. Het is de kroonsteen van de verzorgingsstaat. Beginjaren 1980 verlaagde de socialistische president François Mitterrand de pensioenleeftijd van 65 naar 60 jaar. Na zijn aftreden in 1995 hebben opeenvolgende presidenten en regeringen geprobeerd het pensioengat te repareren: 2003 (réforme Fillon: het aantal jaren dat werknemers moeten bijdragen werd verhoogd van 37 naar 40) en 2010 (loi Woerth waarbij de pensioenleeftijd werd verhoogd van 60 naar 62)… Dit ging telkens gepaard met felle protesten van vakbonden, stakingen en massale demonstraties. In 1995 ging een voorgenomen stelselwijziging gepaard met wekenlange demonstraties, blokkades en stakingen. Het land kwam letterlijk tot stilstand. Uiteindelijk zwichtten president Jacques Chirac en zijn premier Alain Juppé voor de druk en trok de regering de aangekondigde wetswijzigingen in. Met als gevolg dat de regering was veroordeeld tot ‘immobilisme’.

Deze voorbeelden uit het verleden zijn een schrikbeeld voor de huidige president en verklaren mede waarom hij en zijn regering vasthouden aan de ingezette hervormingskoers. De wet is door het parlement en in theorie kan alleen de Grondwettelijke Raad (le Conseil Constitutionnel) er nog een stokje voor steken. Deze negenkoppige raad beoordeelt de wet nog op zijn merites en procesgang.

Of de onvrede op straat uitslaat naar een breder maatschappelijk protest, zoals in 2018-2019 met de gele hesjes (‘gilets jaunes’), is koffiedik kijken. De vakbonden hebben nieuwe demonstraties aangekondigd. En in verschillende steden blijft het vooralsnog onrustig met wilde demonstraties, relletjes en blokkades van ondermeer olieraffinaderijen.

De politieke gevolgen zijn groot. Het is zonneklaar dat het Rassemblement National, de extreemrechtse partij van Marine Le Pen, profiteert van de maatschappelijke onvrede. Aan de andere kant van het politieke spectrum is het radicaal-linkse blok ogenschijnlijk een eenheid. Maar in werkelijkheid is NUPES (La Nouvelle Union populaire écologique et sociale) een wankele coalitie van communisten, groenen, socialisten onder leiding van La France Insoumise. En de belangrijkste coalitiegenoot van de regering in het parlement, Les Républicains, is door de pensioenkwestie geheel verscheurd in voor- en tegenstanders.

Voor de positie van Macron zelf heeft dit controversiële onderwerp geen gevolgen. Hij is vorig jaar voor een tweede termijn van vijf jaar gekozen en zal die normaal gesproken ook uitzitten. Maar zijn populariteit, die al niet al te hoog was, is verder gekelderd. Zo hij nog krediet had bij Fransen die vorig jaar tegen heug en meug op hem hebben gestemd - om de extreemrechtse tegenkandidate Marine le Pen de pas af te snijden - is hij dat nu wel kwijt. Maar, zoals hij in een televisie-interview op 22 maart vertelde - hij zit niet in het Élysée om de populariteitsprijs te pakken. De president heeft een missie en doel: Frankrijk hervormen en bij de tijd brengen. En daar houdt Emmanuel Macron aan vast.

 

dr. Niek Pas is Frankrijk-specialist en universitair docent politieke geschiedenis, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.

Deze bijdrage stond in