N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Zelfbewustheid van provincies: over vlaggen, pluriformiteit & relevantie van het CDA
Wanneer je buiten de Randstad rijdt, zie je twee soorten vlaggen: de omgekeerde Nederlandse vlag en de provinciale vlag. De eerste is een teken van protest & verzet. De tweede van trots & identiteit. Ik hou van die tweede categorie.
Nog nooit waren in Zeeland, Brabant, Limburg en Friesland zoveel eigen provinciale vlaggen te zien. En terecht. Iedere provincie in Nederland is anders en heeft zijn eigen historie, karakteristieken en sterke punten. Pluriformiteit. En juist dat laatste maakt dat het CDA in potentie de sterkste partij is in de provincie en bij de verkiezingen voor Provinciale Staten. Het CDA heeft alles is huis om dat te verzilveren, maar dan moeten partij, programma, positionering en poppetjes kloppen.
Het CDA stevent, vrees ik, af op een historisch slechte uitslag bij de provinciale verkiezingen. Veel minpunten komen bij elkaar. Een vastgelopen Haagse machinerie die alle regeringspartijen raakt, een politiek leider die te weinig de kleur, kracht en kernpunten van het CDA weet uit te dragen en een aantal dossiers die het CDA extra kwetsbaar maken; en minder populair. De uitdagers pikken allemaal iets weg bij het CDA, waardoor het lastig is om als grote volkspartij overeind te blijven. Wat ooit de kracht van het CDA was, een solide balans tussen centraal (Den Haag) en decentraal (de regio’s), is verstoord. Deze verstoring raakt de ruimtelijke ordening, het landbouwbeleid, inkomens van huishoudens, de cohesie in de samenleving en het perspectief van mensen. Concreter gezegd: de Groningers voelen zich in de steek gelaten vanwege het gasbeleid, Zeeland is te vaak genegeerd en de agrarische provincies zien een onuitvoerbaar stikstofbeleid over zich heen gestort. Den Haag en Brussel hebben het gedaan en bestuurderspartij CDA, altijd de dichtbij staande bondgenoot, laat het gebeuren; is de beleving. Het lijkt the perfect storm. Tot zover het klaagverhaal. Nu de kansen.
Naast provinciale en regionale vlaggen wappert vaak ook de nationale driekleur en de Europese vlag. Regio’s en provincies worden sterker langs de lijnen van het subsidiariteitsbeginsel. Van onderop de samenleving vorm geven en daar horen ook Nederland en Europa bij. Regio’s zijn ouder dan landen en dan een Europese Unie. Ze zijn ontstaan vanuit, en worden sterker door, trots, zelfbewustheid en eigenheid. Ook weer begrippen die het CDA kent, doorleeft en concretiseert. Ooit begon het CDA vanuit drie partijen met ieder zijn eigen historie. Deze fusie en binding waren succesvol. De bloedgroepen moesten weggemasseerd worden, en de partij werd, soms met de knoet, tot eenheid gedwongen. Dat kan en moet nu heel anders en daar liggen de kansen voor het CDA. Bloedgroepen moeten profiel krijgen. Het CDA kan en mag verschillend zijn in Amsterdam, Zeeland, Ommen en Nuenen. Stedelijk in de Randstad, katholiek in het zuiden en protestants in het noorden. In deze tijd dat provincies zich op vier terreinen willen onderscheiden biedt dat kansen voor het CDA. Iedere provincie streeft naar en is trots op zijn eigen natuurgebieden, historisch gewortelde industrie, typische landbouw of visserij en de passende cultuur. Juist in een tijd dat Den Haag niet al oplossend is, Brussel anoniem en de wereld internationaler is, telt nabijheid.
Met het pamflet ‘Voor heel Nederland’, waarbij sterke steden samen optrekken met vitale regio’s, laat het CDA de breedte zien. Geen anti-Den Haag of anti-Randstad-verhaal, maar de provincie als de relevante speler bij cruciale vraagstukken. Daarbij gaat het over verduurzaming, energietransitie, voedselvoorziening, waterberging en ruimtelijke inrichting. Dan gaat het over nationale samenwerking tussen gebieden en met grensregio’s in Europa. De provincie is hier een verzameling van streken, steden en dorpen.
En omdat de provincie anders is dan Den Haag, kunnen, willen, mogen en moeten CDA-lijsttrekkers in de provincies durven afwijken van landelijk beleid. Dan moet het CDA, juist in de provincies, een ander geluid durven laten horen dan de centraal regisserende VVD-premier en het libertijns-étatistisch denkende D66 ons opleggen. Beide hebben een maatschappijvisie die mijlenver afstaat van het christendemocratisch denken, waar samenleving, mensen en pluriformiteit centraal staan.
Dan kunnen CDA-lijsttrekkers zeggen dat op hun platteland met minder OV-dichtheid de auto een prominente plaats verdient.
Dan willen deze lijsttrekkers zeggen dat cruciale voorzieningen voor mensen ook buiten de Randstad nodig zijn.
Dan mogen provinciale lijsttrekkers zeggen dat een kerncentrale beter is dan eindeloze velden met windmolens en zonnepanelen.
Dan moeten deze lijsttrekkers zeggen dat het Haags stikstofbeleid met de harde deadline van 2030 ingeruild moet worden voor de termijn van één generatie: 2050 als horizon.
En dan behoren CDA-lijsttrekkers trots te zijn op hun eigen cultuur. Op de Zwarte Cross in de Achterhoek, het zeilen in Friesland en het carnaval in het Zuiden. Toch is het deze durf die ik te weinig zie. Het durven afwijken, het verschillend willen zijn, waarbij solide besturen en issues benadrukken samen kunnen gaan.
En ja, dan moeten CDA-politici de wetgevingsreflex, de rationaliteit en het top-down-denken durven afleggen. Cultuur, sfeer, gevoel en toon doen er toe. Ook dat kunnen echte CDA-politici uitstralen. En als het CDA het goed doet, dan is de partij realistischer dan de linkse wolk, stabieler dan de populistische ééndagsvliegen en warmer dan de liberalen. En dat betekent niet dat de partij nationale vlaggen omgekeerd moet ophangen, maar rechtvaardigt wel provinciaal vlagvertoon dat meer is dan folklore en symboliek.
Frank van den Heuvel is oud-redacteur van Christendemocratische Verkenningen