N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het belang van de Eerste Kamerverkiezingen wordt als regel overschat
Wie wordt de grootste fractie in de Eerste Kamer, hoeveel deals (en met wie) moet de coalitie na de verkiezingen sluiten, kan het kabinet zijn plannen nog wel realiseren? Het zijn vragen die altijd opkomen aan de vooravond van de Statenverkiezingen, in de wetenschap dat de nieuwgekozen Statenleden daarna, op 30 mei, de Eerste Kamer kiezen.
Of die vragen allemaal zo relevant zijn, is discutabel. Voorheen leverde de grootste fractie meestal de Eerste Kamervoorzitter, maar tegenwoordig is dat niet meer zo. De verdeling van voorzitterschappen van Kamercommissies is interessant, maar nu ook weer niet zo spannend. En dat een bepaalde fractie de jaarlijkse algemene beschouwingen mag openen, is evenmin van groot belang. Wie de grootste fracties wordt, is dus voor de machtsverhoudingen tamelijk irrelevant.
Dat het huidige kabinet zich in de Tweede Kamer van een bredere meerderheid moet verzekeren dan alleen de vier coalitiefracties zal niet veranderen. Dat is al zo. Overigens is daarbij de term 'deal' niet altijd van toepassing. Een deal is alleen nodig als oppositiefracties 'verleid' moet worden om voor te stemmen. Als ze toch al met wetgeving instemmen, is dat uiteraard niet nodig.
De kans is groot dat wetsvoorstellen die moeten helpen het stikstofprobleem op te lossen of die de energietransitie moeten bevorderen toch al kunnen rekenen op steun van bijvoorbeeld GroenLinks, PvdA en mogelijk Volt, SP en zelfs van de Partij voor de Dieren. Verwerping in de Eerste Kamer zal immers zeker tot vertraging leiden van maatregelen die ook ter linkerzijde noodzakelijk worden gevonden.
Of plannen van het kabinet worden gerealiseerd, hangt niet alleen van wetgeving af. Tegenwoordig worden vaker convenanten of akkoorden met decentrale overheden gesloten. Daarover heeft de Eerste Kamer nauwelijks zeggenschap. De oppositiepartij ter rechterzijde kunnen weliswaar met wetsvoorstellen komen om de instroom van vreemdelingen te beperken, maar die moeten dan toch eerst door de Tweede Kamer worden aanvaard. De Eerste Kamerleden hebben geen recht van initiatief.
Er zou een probleem kunnen ontstaan als de gehele oppositie in de Eerste Kamer tegen begrotingen of tegen het belastingplan gaat stemmen. Dat is denkbaar, maar niet zo heel waarschijnlijk. Dat zou immers tot een wel erg politieke rol van de Senaat leiden. De geloofwaardigheid van partijen die zeggen het politieke primaat van de Eerste Kamer te erkennen, komt dan wel zeer in het gedrang. De laatste keer dat de Eerste Kamer een begroting verwierp, was in 1907.
Of de Eerste Kamerverkiezingen echt zo spannend worden, is de vraag. Dat is alleen het geval als partijen die niet bereid zijn tot constructieve oppositie een meerderheid behalen. Die kans is miniem. De afgelopen twaalf jaar was Rutte er een meester in om bredere steun te verwerven voor wetgeving, waarbij zowel linkse als rechtse oppositiefracties soms bereid bleken te geven.
Het spannendste is nog de vraag hoe de verhoudingen tussen oppositie ter linker- en ter rechterzijde worden en of verlies van regeringsfracties wellicht tot onrust in de coalitie gaat leiden. Anderzijds zullen verliezers niet zo snel aansturen op crisis en verkiezingen. De kans dat de impact van de verkiezingsuitslag wel zal meevallen, is groot.
Prof.dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.