Koranscholen, toezicht en de Grondwet

maandag 30 januari 2023, 13:00, analyse van Prof. mr. Hansko Broeksteeg

Eind vorig jaar kwam in het nieuws dat minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs Wiersma het mogelijk wil maken dat de Inspectie voor het Onderwijs in kan grijpen in zogeheten weekendscholen, namelijk als daar signalen van misstanden zijn. Hij stelde te willen (laten) optreden ‘wanneer kinderen worden opgezet tegen de Nederlandse samenleving’. Het zou dan gaan om ‘informeel onderwijs’ en ‘informele scholen’. Met informeel onderwijs en weekendscholen werd voornamelijk moskee- of koranonderwijs bedoeld. Dat onderwijs, inderdaad vaak gegeven in het weekend, wil kinderen kennis bijbrengen van de islam en van (bijvoorbeeld) Turkse, Marokkaanse of Arabische cultuur. Er zouden echter moskeescholen zijn, die onder invloed van het salafisme staan, een fundamentalistische stroming in de islam. Meerdere moskeekoepels uitten hun zorgen: deze plannen zouden in strijd zijn met de Grondwet. Is dat zo? Is toezicht op deze vorm van onderwijs inderdaad in strijd met de Grondwet?

Het lijkt mij niet dat er strijd is gehandeld met art. 23 Grondwet. Daarin is (in lid 2) vastgelegd dat het geven van onderwijs vrij is. Het begrip onderwijs is breed. Het omvat vanzelfsprekend het ‘reguliere’ (primair, voortgezet, beroeps- en hoger) onderwijs. In de jurisprudentie is echter aanvaard dat ook andere vormen, zoals autorijles, schaatsles en dansles, onder het begrip onderwijs van art. 23 Grondwet vallen. We mogen er dus vanuit gaan dat een cursus Italiaanse taal en cultuur, yogalessen, de zondagschool (of catechisatie) en daarmee ook de weekendscholen vanuit de moskee daaronder vallen. Dit zijn vermoedelijk ook de vormen van onderwijs die de minister bedoelt met informeel onderwijs. Kortom, de vrijheid van onderwijs is breed; zij omvat zowat alle mogelijke vormen van onderwijs. Art. 23 lid 2 voegt aan de vrijheid van onderwijs toe: ‘behoudens het toezicht van de overheid’. Dat toezicht wordt uitgeoefend door de Inspectie voor het Onderwijs. De Inspectie is nu echter vooral bevoegd tot toezicht op – wat ik hiervoor heb aangeduid als – regulier onderwijs. Grondwettelijk zou de Inspectie weliswaar toezicht op informeel onderwijs kúnnen uitoefenen; daarvoor is dan wel wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht (Wot) nodig, dan wel een andere wettelijke grondslag.

De regeling van toezicht op informeel onderwijs in de wet, dan wel de uitvoering daarvan, leveren mogelijk wél grondwettelijke problemen op. Immers, als het door de minister gewenste toezicht zich alleen richt op islamitische weekendscholen, zou er sprake zijn van discriminatie en is er strijd met art. 1 Grondwet. Immers, waarom wel toezicht op islamitisch informeel onderwijs, en niet op catechisatie in de christelijke kerken? Om die reden zal de minister bewust breder van ‘informeel onderwijs’ spreken. Dat betekent echter dat ook de cursus Italiaanse taal en cultuur, de yogalessen en – naar het voorbeeld van collega Zoontjens – de scouting onder het toezicht komen te vallen. Daarmee wordt het plan van de minister op zijn minst moeilijk uitvoerbaar. En ook de beperking naar toezicht dat zich alleen richt op religieus onderwijs (dus catechisatie én de moskeeschool) is evenzeer discriminerend, want waarom zou alleen religieus onderwijs mogelijk ‘kinderen opzetten tegen de Nederlandse samenleving’?

Daarnaast kan het voorstel strijd opleveren met de vrijheid van godsdienst (art. 6 Grondwet). Weekendscholen (en catechisatie) zijn gericht op geloofsopvoeding. Tot de godsdienstvrijheid behoort uitdrukkelijk ook ‘godsdienstonderricht’. De godsdienstvrijheid geldt ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’, dus formeel-wettelijke beperkingen zijn toegestaan. De scheiding van kerk en staat houdt echter (onder meer) in dat de overheid geen invloed of bemoeienis uitoefent op de inhoud of dogma’s van een godsdienst. Inmenging door toezicht in het godsdienstonderwijs doet dat wel, althans als daardoor bepaalde godsdienstige opvattingen niet meer verkondigd mogen worden. In ieder geval geldt dan dat de Inspectie toezicht daarop houdt. Zouden we dat toelaten, dan steken we de Rubicon over: de overheid intervenieert in het godsdienstonderwijs en daarmee de godsdienstuitoefening. Kort en goed: het is niet aan de overheid om ‘mee te kijken’ in het godsdienstonderwijs.

Zijn er dan geen mogelijkheden om weekendscholen, wanneer daar bijvoorbeeld salafistisch gedachtegoed wordt verspreid, aan te pakken? Die zijn er wel, maar de grens daarvan ligt, juist vanwege de in het geding zijnde grondrechten, relatief ver weg. Het strafrecht geeft hier niettemin relevante normen; mogelijk kunnen delicten als belediging of het aanzetten tot haat van toepassing zijn. Er bestaan dus al juridische instrumenten om uitwassen in informeel onderwijs aan te pakken. Het past dan niet om ál het informeel onderwijs onder toezicht te stellen. Bovendien, toezicht op alleen islamitisch of breder: religieus onderwijs zou inderdaad in strijd zijn met de Grondwet.

 

Prof. mr. Hansko Broeksteeg is hoogleraar staatsrecht aan Radboud Universiteit Nijmegen.

Deze bijdrage stond in