N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Vijf creatieve alternatieven voor een kiesdrempel
Dit blog verscheen eerder op de website StukRoodVlees.nl.
Vrijwel ieder jaar steekt de discussie over de kiesdrempel wel even op. Dit jaar was het Jo Ritzen die samen met CDA-, D66-, VVD- en PvdA-prominenten pleit voor een kiesdrempel van 2%. Vaak is het Tom van der Meer die hier op Stuk Rood Vlees zijn licht laat schijnen over deze discussie. Dat deed hij hier, hier, hier, hier, hier, hier, hier en hier. Ik zal zijn argumenten hier niet herhalen. U kunt in zijn eloquente betogen lezen waarom een kiesdrempel slecht is voor politiek vertrouwen.
Het is tijd voor creatieve alternatieven in het politiek debat. Daarom doe ik hier vijf voorstellen die de negatieve bijeffecten van versplintering adresseren zonder de stemmen van honderdduizenden Nederlanders weg te gooien.
Wat is het probleem waarvoor de kiesdrempel een oplossing is? Groep-Ritzen stelt dat de onelineliners domineren rond het Binnenhof. De controlerende en wetgevende taken delven ondertussen het onderspit. Dat koppelen zij in een achtergrondstuk via twee mechanismen aan versplintering.
Inhoudsopgave van deze pagina:
De gemiddelde Kamerfractie is nu kleiner dan 20 jaar geleden. Na de verkiezingen van 2003 waren dat 17 leden per fractie. Na de verkiezingen van 2021 waren dat 9 leden per fractie. Iedere fractie heeft voor alle onderwerpen een woordvoerder. Met kleinere fracties zijn Kamerleden dus woordvoerder op steeds meer onderwerpen. Hun portefeuille wordt steeds zwaarder. Fracties missen daarmee kritische massa voor goede controle. Ze missen de deskundigheid om weerwerk te bieden aan het kabinet. En ze missen de tijd om zich goed in te lezen in onderwerpen.
De kiesdrempel van 2% van de stemmen die Groep-Ritzen voorstelt zou de gemiddelde fractie 11 zetels geven bij de verkiezingen van 2021. Dat waren er in realiteit 9. De fracties van BIJ1, 50PLUS en BBB zouden verdwijnen uit de Tweede Kamer. De zetels van Den Haan en BBB zouden bij de VVD komen en van BIJ1 bij Volt.
Het tweede mechanisme dat de groep-Ritzen noemt, zijn slechtere debatten. Er doen nu veel fracties aan debatten mee. Hiervoor worden zij chaotisch en langdradig. Bovendien kan iedere fractie zoveel moties indienen als hun spreektijd toestaat. Het politiek debat heeft door al deze mini-interventies geen oog voor de lange termijn.
Er zijn volgens mij vijf manieren om het parlement op deze punten te verbeteren zonder een kiesdrempel in te voeren:
In Nederland krijgt iedere lijst die zetels haalde bij de verkiezingen de status van fractie. Ze krijgen daarmee alle rechten van een fractie. In andere parlementen moet je aan een aantal minimumeisen voldoen om een fractie te zijn. Dit is het geval voor het Europees, Franse, Duitse en Zwitserse Parlement. In ieder van die parlementen moet een fractie een bepaald aantal zetels hebben. Bepaalde rechten, zoals spreektijd, moties en vragenrecht, commissiezetels, worden vervolgens alleen aan fracties toebedeeld.1
Wat is het effect hiervan? Stel dat we de huidige uitslag hadden gehad en een minimumeis van vier zetels per fractie, dan had Volt zich kunnen aansluiten bij D66. Dat had ook de formatie een stuk sneller gemaakt. BBB, JA21 en SGP hadden een gezamenlijke conservatieve fractie kunnen vormen. Sylvana Simons had zich bijvoorbeeld aan kunnen sluiten bij de PvdD. Liane den Haan had zich aan kunnen sluiten bij DENK of bij de mysterieuze fractie die haar in de zomer van 2021 gevraagd had. Die fracties hoeven niet per sé met ijzeren fractiediscipline te opereren maar zouden wel inhoudelijk werk kunnen afstemmen, woordvoerders in commissies kunnen benoemen en één vertegenwoordiger naar Kamerdebatten kunnen sturen.
De gemiddelde fractiegrootte neemt in dit voorbeeld toe van 9 naar 12.5 zonder dat er ook maar een stem extra verdwenen is. Als dergelijke fractiesamenwerking was aangemoedigd, dan zou in mijn inschatting tussen 1956 en nu de gemiddelde fractie zes zetels groter zijn geweest dan nu.
Als kleine fracties het probleem is, dan is een groter parlement een oplossing. Nederland heeft vergelijkingsgewijs een heel klein parlement. We wijken sterk af van de derdemachtswortelwet. Dit is de empirische wetmatigheid dat het gemiddelde Lagerhuis evenveel leden heeft als de derdemachtswortel van de bevolking die vertegenwoordigd wordt. Dat zouden er in Nederland 259 zijn. Dat levert een gemiddelde fractiegrootte op van 14. Ik heb al eerder betoogd dat dit kan zorgen voor een sterker parlement. Dat geldt zeker als je ervoor zorgt dat deze extra Kamerleden inhoudelijk werk kunnen doen in commissies.
Niet alleen dat: de proportionaliteit van het parlement zou er op vooruitgaan in plaats van achteruit. De stem van de kiezer wordt in een groter parlement beter vertegenwoordigd.
Eén antwoord op de nadelen van versplintering is politieke samenwerking. Fracties voeren nu al vaak het woord voor elkaar. Deze samenwerking versterken zou enorm kunnen helpen om de versplintering te keren. Bij samenwerking denken de meeste journalisten meteen aan een fusie. Er is echter nog zo veel meer mogelijk: gezamenlijke woordvoerders, gezamenlijke voorstellen, gezamenlijke programma’s, zoals Keerpunt ‘72, of schaduwkabinetten. Je zou deze samenwerking kunnen bevorderen door de lijstverbinding nieuw leven in te blazen. Dit beloont samenwerking electoraal.
Als je betere debatten wilt, betere controle en betere wetgeving dan moet je Kamerleden beter ondersteunen in hun werk. Het gaat bij ondersteuning niet alleen maar om het aantal medewerkers. Het gaat ook om de kwaliteit van medewerkers en om de taken van die medewerkers, zo betoogde ik eerder met collega’s. Wil de Kamer meer inzetten op haar controlerende taak, dan zal zij moeten investeren in informatiemakelaars: dat zijn medewerkers die contact maken met experts en belanghebbenden om onafhankelijk informatie te verzamelen over de effecten van beleid. Voor een sterker wetgevend parlement is er juist behoefte aan meer slimme wetgevingsjuristen.
Als het probleem is dat debatten ellelang en zinloos zijn, moet je het reglement van orde aanpassen. Dat betoogde Tim Mickler en ik eerder. Je zou ervoor kunnen zorgen dat er minder plenair gedebatteerd wordt en dat er meer in commissies gebeurt. Het afschaffen van het plenaire dertigledendebat is een optie. Dat kan zeker als daar tegenover staat dat je een commissiedebat met een minderheid van de commissie kan aanvragen. Dat laatste kan nu alleen met een meerderheid. En dus is er veel druk op de plenaire agenda: als het goedkoper is om Carré af te huren dan een zaaltje in het café op de hoek, moet je niet verbaasd zijn dat Carré permanent is volgeboekt.
Wijziging van het reglement van orde kan ook helpen tegen de overvloed aan moties. De Kamervoorzitter zou het oude ondersteuningsvereiste serieus kunnen hanteren: over een motie wordt pas gestemd als ten minste vier leden de indiening ervan ondersteunen. En je zou dat ook nog kunnen versterken: als er Kamerleden onder staan uit fracties die samen ten minste 20% van het parlement vertegenwoordigen.
De kern van mijn verhaal is: er is zoveel meer mogelijk dan een kiesdrempel. Je kan samenwerking tussen partijen bevorderen of opleggen met een minimumfractievereiste, je kan het parlement, of in elk geval de ondersteuning ervan, vergroten. Dat alles kan zorgen voor betere controle, betere debatten en betere wetgeving. Sterker nog, ik denk dat het effect op het functioneren van het parlement groter is dan als we de kiezers van BIJ1, BBB of 50PLUS hun vertegenwoordiging in de Kamer ontzeggen.
dr. Simon Otjes is fellow bij het Montesquieu Instituut en werkt als universitair docent Nederlandse politiek aan de Universiteit Leiden.
[1] Dat kan in elk geval voor rechten die grondwettelijk niet aan een individueel Kamerlid toebedeeld worden, zoals het indienen van wetsvoorstellen en amendementen.