N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
WK Qatar: beleid helpt meer dan dialoog
Symbolische ophef en boycotdiscussies rondom omstreden sportevenementen zijn een Haags ritueel geworden. Maar druk met performatieve uitspraken vergeet de Nederlandse politiek de ogen op de bal te houden. Strakker statelijk toezicht en nieuw mensenrechtenbeleid pakken de stelselmatige misstanden rond mega-sportevenementen als het WK voetbal in Qatar effectiever aan. Bovendien sluit dit aan bij internationale ontwikkelingen in de sportwereld die aan Den Haag voorbij lijken te gaan en voorkomt dit een herhaling van een vruchteloos debat bij een volgend sporttoernooi in een autocratisch gastland.
Steeds politiekere sport
Qatar is zeker niet het eerste controversiële sporttoernooi waarmee de Nederlandse regering geconfronteerd wordt. Ook in 1978 eisten activisten en linkse oppositiepartijen een boycot van het Argentijnse WK voetbal vanwege de mensenrechtenschendingen door de junta. Daarentegen hield het kabinet-Van Agt I vol dat de KNVB autonoom was en sport apolitiek.
Nog altijd houden regeringen vast aan het zoveel mogelijk scheiden van sport en politiek. Wel is het tegenwoordig niet langer de vraag óf mensenrechtenkwesties rond sport een politieke kwestie zijn, maar hoe de politiek hiermee moeten omgaan. Recentelijk doen kabinetten dit vooral met plichtplegingen over het agenderen van mensenrechten. ‘Een boycot stopt de dialoog’ meende de minister van Buitenlandse Zaken rond de Zomerspelen van Beijing in 2008.1 Ook nu bepleit zijn opvolger een ‘constructief-kritische dialoog’ omdat felle kritiek samenwerking met Qatar zou ondermijnen en politiek buiten de sport hoort.2
Als het niet over mensenrechten gaat heeft de overheid minder moeite met zulke inmenging en is sport meer dan ooit een politiek instrument. Ter ontwikkeling van een ‘wij-gevoel en nationale trots’ worden miljoenen geïnvesteerd in topsport.3 Daarnaast stimuleert de staat de organisatie van internationale toernooien – zoals het EK vrouwenvoetbal (2017) of het mislukte bid voor het WK mannenvoetbal (2018) – als soft power-instrument en uithangbord van de BV Nederland.4 Regeringsdelegaties zijn een ander speerpunt van Nederlandse sportdiplomatie – wie herinnert zich niet de ontmoeting tussen de koning en Vladimir Poetin in Sotsji?
Om handelsbelangen niet te schaden met Rusland, China of Qatar, houdt Nederland zich verre van onsportieve kritiek. Sterker nog: de overheid organiseerde een task force om het bedrijfsleven te faciliteren bij het binnenslepen van WK-deals. Met succes: inmiddels zijn bijna veertig Nederlandse ondernemingen actief in de Golfstaat. Toch handhaaft Nederland bij deze bedrijven niet actief de mensenrechtenregelgeving.
Sport en mensenrechten: niet langer gescheiden werelden
Andersom beweren sportorganisaties van oudsher dat sport allesbehalve politiek is en dus hebben zij decennialang mensenrechten als ‘politiek’ terzijde geschoven. Recent is deze positie door externe druk onhoudbaar geworden. Voor de FIFA kwam dit enerzijds door protest over toernooien in Rusland en Qatar; en anderzijds door een FBI-onderzoek dat de diepgewortelde corruptie bij de voetbalbond blootlegde en waardoor de bondspresident aftrad.
Sinds 2017 heeft de FIFA een mensenrechtenbeleid volgens de VN-richtlijnen voor mensenrechten en bedrijfsleven. Sindsdien incorporeert de wereldvoetbalbond – evenals het Internationaal Olympisch Comité – op papier mensenrechtenclausules in contracten met nieuwe gastlanden. Toch blijven de wil en middelen van de FIFA om dit na te leven beperkt, zoals bij de weigering van een compensatiefonds voor arbeiders of mensenrechtenstatements bij het Qatarese WK.5
Nieuwe beleidsagenda’s en waakhonden
De vroegere wetteloosheid rond sport is steeds minder vanzelfsprekend, mede dankzij een beleidsagenda om niet-statelijke actoren aansprakelijk te maken voor de milieu- of mensenrechtenimpact van hun activiteiten. Ook Nederland heeft een Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten opgesteld, naar richtlijnen van de VN en OESO. Ondanks pleidooien van de KNVB, schittert sport hierin door afwezigheid.6 Opmerkelijk, want sport is een miljardenbusiness en Nederlandse constructiebedrijven zijn innig betrokken bij het WK in Qatar.
Buiten Den Haag zit er meer beweging in de zaak. Sinds kort bepleit de Duitse regering de implementatie van VN-mensenrechtennormen voor sportevenementen.7 Juridisch toezicht verscherpt eveneens: in Frankrijk loopt een rechtszaak naar arbeidsrechtenschendingen door een bij het WK betrokken bouwconsortium.8 Zo krijgt de oproep van EU-sportministers aan de Commissie om mensenrechten te waarborgen rond sporttoernooien in steeds meer lidstaten vorm.9 Het is een beleidsagenda die bovendien goed past bij bijvoorbeeld het recente Nederlandse initiatiefwetsvoorstel verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen.10
Daarnaast is er een groeiend aantal organisaties dat mensenrechtenkwesties in de sportwereld monitort en druk uitoefent wanneer deze worden geschonden, van VN-organen tot nieuwe transnationale netwerken als de Sport & Rights Alliance.11 Het Zwitserse Centre for Sport and Human Rights speelt hierin een belangrijke rol als expertisecentrum, waakhond en centraal platform. Toch blijft, ondanks de oprichting van waakhonden en de legalisering van sportevenementen, statelijk toezicht broodnodig.
Beleid voorbij ophef
De politiek moet het momentum rond Qatar benutten om werk te maken van de aanpak van mensenrechtenschendingen en andere misstanden rond internationale sportevenementen. Dit betekent dat Den Haag moet afdwingen dat sportbonden en andere betrokken partijen juridische verantwoordelijkheid dragen voor mensenrechtenschendingen bij de organisatie van een sporttoernooi. Met gelijkgezinde staten en organisaties zou Nederland zich hard moeten maken voor toezicht op en hervorming van internationale sportbonden.
In de toekomst moeten wereldwijde minimumeisen gelden voor mensenrechten en ook duurzaamheid bij de toewijzing en organisatie van mega-sportevenementen. Dit gaat uitdrukkelijk niet om de hervorming van de algehele mensenrechtensituatie in een gastland – politieke druk via sport haalt doorgaans weinig uit. De focus ligt op kwesties in directe relatie tot het evenement zelf, wat realistischer is dan iedere vier jaar een dictatuur hervormen met kortstondige morele verontwaardiging.
Veel is veranderd sinds 1978, maar Nederland ziet zichzelf nog altijd graag als gidsland voor mensenrechten. Anders dan toen liggen nu de beleidsinstrumenten klaar om deze concreet te bevorderen via sport. Bovendien is er hiervoor internationaal veel breder draagvlak dan tien jaar geleden. Als alternatief kan Nederland commercieel en diplomatiek eigenbelang laten prevaleren. Omliggende landen en sportbonden kiezen echter een andere koers. Dat sport apolitiek zou zijn blijkt een mythe. Het zal politiek legitiem blijven om een toekomstig WK in Saoedi-Arabië niet te boycotten. Maar de tijd dat sport de Nederlandse regering, sportbonden of het bedrijfsleven volledig vrijwaart van hun mensenrechtenverplichtingen is voorgoed voorbij.
Paul Reef is promovendus Sport en Politieke Geschiedenis aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Hij schrijft zijn proefschrift over de geschiedenis van protest rond mega-sportevenementen en de omgang hiermee door staten en internationale sportorganisaties.
[1] ‘Geen Kamermeerderheid voor boycot opening Spelen’, Trouw, 11 juni 2008.
[2] Bart Zuidervaart, ‘Regeringsdelegatie naar WK in Qatar: ‘’We juichen straks voor het Nederlands elftal, niet voor de tribunes’’’, Trouw, 19 oktober 2022.
[3] Brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Tweede Kamer, ‘Toekomstig sportbeleid’, 26 mei 2011.
[4] Zie voor een overzicht en evaluatie van recent ondersteunde sportevenementen in Nederland: Paul Hover en
Resie Hoeijmakers, Evaluatie beleidskader sportevenementen (Utrecht: Mulier Instituut, 2018).
[5] Kwesties waarbij het optreden van de FIFA botst met zowel art. 3 van de vernieuwde statuten, dat luidt: ‘FIFA is committed to respecting all internationally recognised human rights and shall strive to promote the protection of these rights’ als de vierde pilaar van het eigen mensenrechtenbeleid dat uitgebreid ingaat op het recht op remedie.
[6] ‘KNVB wil sportconvenant voor mensenrechten’, KNVB, 29 januari 2021.
[7] Christop Becker, ‘Nancy Faeser im Interview. ‘’Menschenrechte müssen verbindlich sein’’’, Frankfurter Allgemeine Zeitung, 2 november 2022; ‘Germany: At the tipping point for human rights & sport’, Sport & Rights Alliance, 11 mei 2022.
[8] Le Parisien en AFP, ‘Qatar: une filiale du groupe Vinci mise en examen pour des accusations de conditions de travail ou d’hébergement incompatibles avec la dignité humaine’, Business & Human Rights Resource Centre, 9 november 2022.
[9] Brief aan Commissaris Mariya Gabriel van Innovatie, onderzoek, onderwijs en jeugd van de Europese Commissie, 27 januari 2021. Voor een analyse ook: Daniela Heerdt en Hans Erik Næss, Large sporting events: human rights as a game changer? (Brussel: European Parliament. Directorate General for External Policies, juli 2021).
[10] Zie: ‘Initiatiefwet ingediend: noodzakelijke stap voor mens, milieu en klimaat’, Online Kenniscentrum Duurzaam Ondernemen, 1 november 2022.
[11] Kernleden van deze brede internationale coalitie zijn o.a. Amnesty International, Human Rights Watch, Committee to Protect Journalists, World Players Association, International Trade Unions Confederation en Transparency International.