N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een schorsing, en verder?
Het niet naleven van een regel uit de gedragscode voor Tweede Kamerleden heeft geleid tot een schorsing van een week voor Thierry Baudet. Eerder had hij een berisping en een aanwijzing gekregen. Dat laatste overkwam ook twee van zijn fractiegenoten en ook hen hangt dus een schorsing boven het hoofd, als zij in gebreke blijven.
De in 2021 ingevoerde gedragscode riep opnieuw de mogelijkheid van schorsing in, maximaal van een maand. Die mogelijkheid bestond eerder tot 1994, maar werd toen uit het Reglement van Orde gehaald. Het was destijds de sanctie bij voortdurende ordeverstoring, nadat een lid eerder voor een dag was uitgesloten van de vergadering. Omdat de sinds 1966 bestaande mogelijkheid nooit was gebruikt, kon die echter wel worden gemist, zo meende de Tweede Kamer.
Doel van de nieuwe sanctiemogelijkheid in de gedragscode is een Kamerlid er alsnog toe brengen zich te conformeren aan de regels. Bij Baudet gaat het om het melden van nevenfuncties (en daaraan gekoppelde neveninkomsten). Melding van nevenfuncties en -inkomsten is overigens ook wettelijk verplicht op grond van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer.1) Dat moet jaarlijks vóór 1 april.
De gedragscode gaat er (blijkbaar) vanuit dat een lid niet graag wordt geschorst en dus wel zal 'inbinden' als dat is gebeurd. Over de mogelijkheid dat dit niet het geval is, lijkt niet te zijn nagedacht. Zoals overigens ook de wet geen sanctiebepaling kent.
De vraag ligt dus voor: hoe verder bij blijvende weigering. Er is alle reden om de gevraagde gegevens wel boven water te krijgen. Als een lid domweg kan weigeren, dan verliest de gehele gedragscode haar betekenis. Als de mogelijkheden daartoe (nog) tekortschieten, dan moet daarin worden voorzien. Dat zou zowel in de gedragscode (die deels ook te vaag is) als in de wet moeten worden opgenomen. Over de wijze waarop kan worden nagedacht. De Staatscommissie-Remkes deed overigens al enige suggesties, zoals financiële sancties.
De vraag of een partij (fractie) in het democratisch bestel moet worden getolereerd als die stelselmatig ondermijnend bezig is, is weer een andere. Ook die vraag mag overigens inmiddels best worden gesteld.
Prof.dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.
-
1)artikel 5 Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer