N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Troonrede 2022: eindelijk maatregelen, maar waar is Europa?
In de Koninklijke Schouwburg heeft koning Willem-Alexander de troonrede voorgelezen. Centraal stonden de verschillende crises waarmee Nederland en de rest van de wereld kampt, zoals de hoge inflatie, de oorlog in Oekraïne en de stijgende energieprijzen. Wat viel op in de toespraak? En zijn de zorgen in de samenleving voldoende geadresseerd? Een korte reflectie.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Bert van den Braak, onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht
In hoeverre er politiek en maatschappelijk draagvlak is voor de aanpak van het scala aan problemen waarmee kabinet en samenleving te maken hebben, moet nog worden bezien. Dat het kabinet nu (sommigen zullen zeggen ‘eindelijk’) maatregelen heeft aangekondigd, draagt hopelijk bij aan het herwinnen van vertrouwen.
Dat is niet zo zeer van belang voor het kabinet, maar vooral voor burgers zelf. Hopelijk is de boodschap dat we gezamenlijk tot oplossingen moeten komen, ook in het parlement aangekomen. Dat gesproken werd over ‘positieve krachten’, waarmee naar oplossingen zal worden gezocht, is veelzeggend. Wie het niet passend vindt onder die krachten te worden gerekend, ‘trekken de schoen’ aan.
Je kunt je inmiddels wel de vraag stellen of Prinsjesdag echt zo ‘heilig’ moet worden verklaard, dat daarop met aankondiging van maatregelen moet worden gewacht. Een deel van de onvrede komt voort uit het beeld van een traag reagerend kabinet. Natuurlijk moet de Koning een inhoudsvolle rede kunnen afleggen, maar er kan ook worden gekozen voor een tekst met minder beleid en meer ‘visie’. En daarmee met meer perspectief.
Edgar Hoedemaker, historicus en eindredacteur bij PDC voor Europa-Nu.nl, parlement.com en de maandelijkse Hofvijver
Het regeerakkoord van kabinet-Rutte IV stelt: "Nederland neemt een leidende rol om de EU slagvaardiger, economisch sterker, groener en veiliger te maken." Je zou dan ook zeggen dat een troonrede die exact een week na de Europese State of the Union wordt uitgesproken, en bovendien de eerste is van het nieuwe kabinet, bol staat van de ideeën om de EU-plannen handen en voeten te geven. Hoe kijkt Nederland aan tegen een Europese conventie? Wat gaat het kabinet doen met de miljarden die vrijkomen uit het EU-Herstelfonds? En wat vindt het kabinet van de rechtsstaatschendingen in midden- en Oost-Europa?
Het viel dan ook wat tegen wat de Koning in de troonrede over Europa te melden had. De Europese paragraaf ging alleen maar over een Sterker Europa op het wereldtoneel en een zelfbewuste Europese Unie. In het licht van de oorlog in Oekraïne zijn dit voor Nederland en Europa onmiskenbaar belangrijke punten, maar de Europese Unie is meer dan dat en beweegt zich ook sneller dan tevoren op tal van dossiers. In de troonrede van 2021 onderstreepte het vorige kabinet, dat uit precies dezelfde partijen bestond, deze snelle Europese ontwikkelingen wél. Toen werden zowel de Green Deal als de rechtsstaat en het coronaherstelbeleid opgenomen in de toespraak van de Koning. Hoewel er nu eindelijk doorgepakt lijkt te worden op rechtsstaatgebied door de Europese Commissie, de EU-klimaataanpak een cruciaal jaar tegemoet gaat, en het coronaherstelgeld eindelijk los komt, zijn voor deze onderwerpen in deze editie geen woorden opgenomen.
Hopelijk blijft het kabinet bij zijn speerpunt om een leidende rol in de EU te nemen, zoals in het regeerakkoord is afgesproken. De Troonrede geeft op dat punt nog niet zoveel hoop. Een goede aanleiding voor de fractievoorzitters van verschillende partijen om de premier hierover te bevragen tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen later deze week.
Jan Schinkelshoek, hoofdredacteur van de maandelijkse Hofvijver en deelt geregeld zijn visie op de politiek vanuit zijn achtergrond als voormalig Tweede Kamerlid.
‘Leden van de Staten-Generaal…’ Een Troonrede zal nooit een sprankelende, inspirerende toespraak worden, zo eentje waar Amerikaans presidenten schijnen te hebben. De toespraak van de koning - volgens de grondwet ‘een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid’- is te veel gebonden aan allerlei beperkingen en andere formaliteiten. Meestal is het een nauwelijks verdeelde opsomming, in beleidstaal verpakt, wat een regering voor het volgende jaar in petto heeft. Met een vast begin en een al even gestold slot.
Binnen dat keurslijf steekt de Troonrede 2022 niet slecht af.
Er was met meer dan gewone belangstelling naar gekeken. Zou het kabinet, tastend op zoek naar meer steun, draagvlak en vertrouwen, via het staatshoofd de troonrede aangrijpen te laten zien dat het de zaken in de hand heeft? Zou het visie demonstreren? Zou het leiderschap tonen?
Koning Willem Alexander viel met de deur in huis, benoemde de problemen bij naam, presenteerde een indrukwekkend pakket maatregelen, betoogde dat ‘we’ wel eens voor hetere vuren hebben gestaan, toonde zich namens de regering deemoedig over gemaakte fouten, gaf blijkt van meer invoelingsvermogen dan ministers de afgelopen weken konden opbrengen, sprak moed in, riep tot drie, vier keer toe op tot ‘gezamenlijkheid’ en ‘veerkracht’ en probeerde vanaf de troon het land moed in te spreken.
Ja, het steekt bleekjes af tegen wat regeringsleiders in omringende landen gedaan hebben. Dat het nog wel eens vijf tot tien winters moeilijk kan blijven. Dat de tijd van overvloed voorbij is. Dat de energiecrisis wel eens het topje van de ijsberg kan zijn. Of, meer bemoedigend, ‘you‘ll never walk alone’, zoals de Duitse bondskanselier zijn landgenoten verzekerde.
Dat soort grote woorden past niet in de Nederlandse traditie om alles zo klein mogelijk te houden. Het land zal het moeten doen met een Troonrede die op z’n best een onsje meer is dan een feitelijk ‘uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid’.
Anne Bos, onderzoeker van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis in Nijmegen.
Een van de frappante tegenstrijdigheden in deze tijd is de rijkdom waarin Nederland als natie verkeert versus het lage vertrouwen in de politiek en de angst voor snel toenemende armoede. Het land staat er goed voor: de staatsschuld is laag, de economische groei is aanzienlijk – ondanks de sombere voorspellingen tijdens de lockdowns in de pandemieperiode – en de werkloosheid is met 3 procent van de beroepsbevolking haast non-existent te noemen. Dit contrast is in de troonrede kort aangestipt en het is ook vanuit historisch perspectief bijzonder: economische voorspoed en groot vertrouwen in de politiek gingen eerder juist vaak hand in hand, zoals ten tijde van het kabinet-Kok I (1994-1998) en gedurende het eerste kabinet-Lubbers (1982-1986). Lubbers I zat bij aanvang in 1982 in een guur economisch klimaat, maar toen het beter ging – mede door het stringente bezuinigingsbeleid – won het kabinet en met name de minister-president aan populariteit en vertrouwen. De rapportcijfers voor Rutte en zijn ploeg zijn daarentegen laag en dat is opmerkelijk.
Voor het kabinet betekent deze toestand enerzijds een zegen: er zijn genoeg financiële middelen om de eerste zorgen weg te nemen. Voor burgers om bij te springen bij de hoge energierekeningen en de snelle prijsstijgingen op te vangen, voor het midden- en kleinbedrijf om hulp te bieden bij het verduurzamen. Er is geld zat, voorlopig althans. Anderzijds wekt de troonrede de indruk dat het kabinet door te strooien met geld verhult dat er geen consensus is om de problemen van deze tijd structureel te lijf te gaan. Missers uit het (recente) verleden, zoals in het gasdossier, de toeslagenaffaire en de veel te harde ingrepen in de sociale advocatuur en de toegang tot het recht en de bijstand, worden rechtgezet. Het roept een beeld op van een kabinet dat bezig is heel veel emmers neer te zetten, maar de vraag blijft wie er zorgt voor een nieuw, vertrouwenwekkend dak.