N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een voorbarige brief of hoe de Eerste Kamer haar boekje te buiten gaat
Artikel 85 van de Grondwet bepaalt dat een voorstel van wet zoals het door de Tweede Kamer is aangenomen ter overweging aan de Eerste Kamer wordt gezonden. De Eerste Kamer komt bij wetgeving dus pas in beeld nadat zij een wetsvoorstel heeft toegezonden gekregen.
De brief waarin oppositionele fracties minister Kuipers waarschuwen rekening te houden met een wens van de Eerste Kamer is in die zin inconstitutioneel. De Eerste Kamer verlangt dat de (nog in te dienen) Coronawet bepalingen bevat waardoor de Eerste Kamer de mogelijkheid krijgt om mee te praten over uitvoeringsmaatregelen.
Nu kun je de stelling innemen dat het wetsvoorstel in consultatie is en dat ook leden/fracties van de Eerste Kamer de mogelijkheid hebben om commentaar te leveren en zelfs wensen te formuleren. Het is aan de minister om daaraan wel of niet tegemoet te komen. De Eerste Kamer is echter zelf speler in het wetgevingsproces, met als krachtig middel het vetorecht. De Eerste Kamer kan zo de minister nagenoeg dwingen zijn wetsvoorstel op voorhand aan te passen, los van wat de Tweede Kamer daar van vindt.
Over de vraag of zeggenschap van de Eerste Kamer bij uitvoeringsmaatregelen noodzakelijk is, kan worden getwist. Ook daarbij geldt het primaat van de Tweede Kamer: die kan het kabinet op dat punt controleren. Overigens heeft de Eerste Kamer het recht van interpellatie en is ook zij bij machte het kabinet ter verantwoording te roepen.
Over wat de 'roeping' van de Eerste Kamer is, kan worden gediscussieerd. Veel leden zien toetsing op uitvoerbaarheid, rechtmatigheid en kwaliteit als belangrijkste taak. De politieke keuzes moeten door de Tweede Kamer worden gemaakt (veel partijen erkennen het politieke 'primaat' van die Kamer).
Toen er in 1974 discussie was over de vraag of de Eerste Kamer een novelle (een aanpassing van een wet of wetsvoorstel) mocht 'afdwingen' oordeelde de Raad van State dat dit niet inconstitutioneel was, omdat de keuze om dat te doen, primair bij het kabinet lag. Ook een beleidsmatige aanpassing mocht worden 'afgedwongen' (door dreiging door de Eerste Kamer met verwerping van het oorspronkelijke wetsvoorstel) mits dat maar met enige terughoudendheid zou gebeuren.
Toen ging het echter om wetgeving die de Tweede Kamer al was gepasseerd. Bij de verzonden brief gaat het om een wetsvoorstel dat zelfs nog niet is ingediend. Het is onbegrijpelijk dat partijen als PvdA en GroenLinks, die altijd nadrukkelijk wijzen op het primaat van de Tweede Kamer, deze brief mede hebben meeondertekend. In 1974 maakten PvdA en GroenLinks-voorloper PPR zelfs bezwaar tegen de novelleprocedure, die zij als een verkapt recht van amendement voor de Senaat zagen.
Als minister Kuipers zwicht, dan kan de Eerste Kamer voortaan bepalen hoe de wetgeving die zij, na aanvaarding door de Tweede Kamer krijgt toegezonden, eruit moet zien. Dat is de omgekeerde staatsrechtelijke wereld.