N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Lage overheden en Rutte IV: ‘een valse start’
De waardering in het binnenlands bestuur van de start van het kabinet-Rutte IV verschilt aan wie je het vraagt. De gemeenten waren er waarschijnlijk het minste over te spreken. ‘Een valse start’ foeterde Jan van Zanen namens de VNG toen hij het coalitieakkoord van VVD, D66, CDA en ChristenUnie had gelezen. Daarin was ook praktisch niets terug te vinden van de inzet van de VNG voor de kabinetsformatie.
Pijnpunt jeugdzorg
Maar dat er geen lichtje werd aangedaan aan het einde van de financiële tunnel, was misschien nog niet het ergste. Die tunnel werd gewoon nog wat dieper uitgegraven. De formerende fracties deden een greep in het gemeentefonds om woningbouw te stimuleren en ze hadden ook het arbitrageoordeel van de Commissie van Wijzen over de jeugdzorgtekorten opengebroken door alvast een besparing van een half miljard euro in te boeken. De VNG was daarover zo verbolgen, dat ze hun medewerking aan de Hervormingstafel Jeugd opschortte.
Veel indruk maakte dat in de Tweede Kamer niet. In het debat over de regeringsverklaring stemde de coalitie een motie van GroenLinks en de rest van de oppositie om dit recht te zetten en bloc weg. In De Eerste Kamer werd een praktisch identieke motie van GroenLinks een paar maanden later echter wel aangenomen, zodat de regering werd geconfronteerd met twee tegenstrijdige oordelen vanuit de Staten-Generaal. Dat deed zich bijvoorbeeld ook voor toen de SP de Tweede Kamer niet maar de Eerste Kamer wel meekreeg met een motie voor een tijdelijke huurstop in verband met corona. Zolang de coalitie niet over een verwante meerderheid in de Eerste Kamer beschikt, zal deze situatie zich nog wel vaker gaan voordoen.
In het geval van de jeugdzorg trok staatssecretaris Van Ooijen de decentrale angel alvast uit de discussie, door het risico van het niet halen van de ingeboekte bezuiniging voor eigen rekening te nemen. De VNG keerde toen weer terug aan de onderhandelingstafel.
Woningbouw in publiekrechtelijk niemandsland
Wel lekker uit de startblokken kwam de samenwerking tussen Rutte IV en de woningcorporaties. Letterlijk daags na zijn beëdiging sjouwde minister de Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening al door Den Haag Zuidwest om zich door Martin van Rijn, de voorzitter van Aedes, te laten bijpraten over de wijkontwikkeling ter plaatse. Aedes was een stuk beter gemutst dan de VNG, want hun inzet voor de kabinetsformatie was dan ook bepaald wél geslaagd. De corporaties hadden hun profiel verbreed van het verhuren van huizen naar het aanbieden van gasloze, veilige, sociale, schone en anderszins aangename wijken. Dat aanbod was door de coalitie aanvaard en beloond met het afschaffen van de door de sector zo gewraakte verhuurdersheffing. Van Rijn, op zijn beurt, reikte vervolgens de hand naar de gemeenten in de hoop samen de benodigde investeringen in de woningbouw te kunnen doen.
Staatsrechtelijk interessant aan deze wederopstanding van de woningcorporaties in de gedaante van een meer algemene corporatie, is dat de woningbouwopgave feitelijk in publiekrechtelijk niemandsland wordt georganiseerd. Door nadrukkelijk niet voor de gemeenten te kiezen, wordt er geen algemeen democratische legitimatie gezocht. Evenmin telt de inspraak van een bewonerscommissie bij een corporatie op tot een fatsoenlijke vorm van functionele democratie. Daarvoor zijn er veel te weinig rechten aan zo’n commissie toegekend en zit het denken in huurders als klanten nog te diep bij de sector.
En ten slotte heeft minister De Jonge veel te weinig grip op de sector om van deconcentratie te spreken. Daardoor kan de Tweede Kamer de minister maar heel beperkt ter verantwoording roepen. Het lijkt er daarom op alsof het publieke belang bij een van de belangrijkste opgaven van deze tijd is geborgd in de blauwe ogen van Van Rijn en de wettelijke taken van toezichthouders.
Provincies als verticale tegenmacht
Wat de provincies betreft, zit de start van Rutte IV ergens tussen de gemeenten en de woningcorporaties in. Enerzijds werden ze (dit keer) niet zo afgeschreven als de gemeenten maar anderzijds werd de rode loper iets minder ver uitgerold dan voor de woningcorporaties. De verzamelde provincies hadden in een gezamenlijk vastgesteld stikstofplan hun vinger opgestoken om gezamenlijk verantwoordelijkheid te nemen voor de reductiedoelen. Dat aanbod heeft het kabinet in dankbaarheid aanvaard: de opgestoken vinger werd aangezien voor een uitgestoken hand.
Maar het gewraakte kaartje met de doelstellingen is ook de provinciebestuurders fors op het dak gevallen. Verschillende gedeputeerden gaven aan dat zij zich de stikstofreductie veel meer ingebed hadden voorgesteld. In een duidelijker toekomstperspectief voor de landbouw bijvoorbeeld, in betere financiële randvoorwaarden en vooral in meer zichtbare generieke maatregelen: wat doen andere sectoren om de stikstofreductie te realiseren?
Toch hebben de provincies hun aanbod om met integrale gebiedsplannen te komen niet ingetrokken. En dat valt toe te juichen. Decentralisatie is vanouds het gezonde alternatief voor gevaarlijke bureaucratische centralisatie. Het organiseren van effectieve verticale tegenmacht vanuit de lokale en regionale gemeenschappen voorkomt dat een almachtige Staat uiteindelijk machteloos tegenover de massa staat. Tijdens de coronacrisis bewezen de gemeenten de relevantie van die stelling. En nu krijgen de provincies dus de kans om hetzelfde te doen.
Prof. Mr. Geerten Boogaard is bijzonder hoogleraar decentrale overheid en bekleedt in die hoedanigheid de Thorbeckeleerstoel. Hij doet onder andere onderzoek naar de constitutionele rol van de rechter.