N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Eerste Kamer slijpt de messen, maar Tweede Kamer is het speelterrein
De wetenschap dat het kabinet niet kan rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer lijkt als een zwaard van damocles boven het regeringsbeleid te hangen. Of dat allemaal zo dramatisch uitpakt, moet nog worden bezien. Daar zijn meerdere redenen voor.
Het tegenstrijdige bij het ontbreken van de Senaatsmeerderheid is dat per saldo de positie van de Eerste Kamer wel eens zou kunnen worden verzwakt. Zoals eerder onder de kabinetten-Rutte II en III gebeurde, zal de coalitie ongetwijfeld (extra) steun gaan zoeken in de Tweede Kamer. Voorafgaand aan de Voorjaarsnota was dat al zichtbaar. Maar als in de Tweede Kamer deals worden gesloten met oppositiefracties, dan kunnen hun geestverwanten in de Eerste Kamer moeilijk alsnog dwars gaan liggen.
Bij dit alles moet bovendien worden bedacht dat het verwerpen van een begroting of van wetsvoorstellen door de Eerste Kamer minder snel zal gebeuren dan veelal wordt verondersteld. Voor wetgeving geldt dat moet worden meegewogen wat het alternatief is. Een fiscale maatregel verwerpen om inkomensposities te ondersteunen kan betekenen dat er voor die groepen (vooralsnog) niks wordt gedaan. Dan wordt het een half ei of een lege dop.
Het veroorzaken van een kabinetscrisis door de Eerste Kamer leidt waarschijnlijk tot stilstand of ernstige vertraging bij de aanpak van problemen als stikstof, energie en klimaat. En willen PvdA/GroenLinks echt het risico lopen dat er al op korte termijn mogelijk een kabinet komt van bijvoorbeeld VVD, CDA en ChristenUnie, met gedoogsteun van JA21 en BBB?
Het doel van oppositie lijkt misschien het zo snel mogelijk laten struikelen van een kabinet. In het Verenigd Koninkrijk met Labour als duidelijk alternatief voor de Conservatieven ligt dat voor de hand. Of dat in Nederland, met een hoogst onzekere uitkomst van een crisis, ook zo is, is de vraag. Bij ons betekent oppositievoeren door constructieve partijen vooral maximale invloed proberen uit uit te oefenen op het regeringsbeleid. Dreigen met verwerping kan helpen, maar dat daadwerkelijk doen wellicht niet.
Of alles wat het kabinet aan plannen heeft (of waarmee het nog komt) ook tot wetgeving leidt, is eveneens maar de vraag. Lang niet alles komt in die vorm bij de Eerste Kamer. In de Senaat kunnen wel beledsmatige moties worden aangenomen, maar de politieke betekenis daarvan is betrekkelijk.
In het afgelopen half jaar was er soms nog sprake van een wat zure relatie van de Tweede Kamer met het kabinet, zoals bleek in de debatten over de Sywertdeal, de sms-berichten en de nasleep van het toeslagenschandaal. Anderzijds liet het recente debat over fiscale koopkrachtmaatregelen zien dat er ook bereidheid is tot constructief overleg.
Als die laatste lijn de overhand krijgt, dan neemt de kans op 'ongelukken' in de Eerste Kamer af. Voor de politieke stabiliteit en vanwege de noodzaak om nu eindelijk problemen aan te pakken, zou dat een zegen zijn.
Opvallend aan het eerste (parlementaire) half jaar van het kabinet was overigens het grote aantal initiatiefwetsvoorstellen dat werd behandeld. Dat waren er liefst acht, waarvan er tot nu toe overigens slechts drie de eindstreep haalden. Soms was daarbij sprake van coalitieoverstijgende steun. Misschien is dat eveneens een goed teken.
Prof.Dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij PDC en hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht.