N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Als een krantenverslag: eerste impressies bij het onderzoek van OVV naar de aanpak van de coronacrisis
Met bewondering heb ik kennis genomen van het eerste rapport van de OVV over de aanpak van de coronacrisis. Het is een gedegen onderzoek naar de gang van zaken, gebaseerd op een uitgebreide analyse van gegevens en documenten (meer dan 12.000), op talrijke interviews, op literatuurstudie et cetera. Een enorme hoeveelheid mensen is er bij betrokken geweest, eigen medewerkers, maar ook een groot aantal externe adviseurs. Er waren een begeleidingsgroep, benen-op-tafel-sessies et cetera. Bovendien is het rapport in relatief korte tijd opgesteld. Indrukwekkend, of beter gezegd: ontzagwekkend. Ik ken geen land (behalve Zweden) dat zo uitgebreid en zo snel zijn crisisaanpak heeft geëvalueerd. Het past goed in onze nationale cultuur van degelijk bestuur maar ook van inquisitie en zelfkastijding.
Toch had ik na lezing van het rapport een licht gevoel van onbehagen. Waar zit dat in? Niet in de kwaliteit van het rapport, die is uitstekend. Het zit paradoxaal genoeg misschien in de onweerlegbaarheid en onaantastbaarheid van de bevindingen, in de stelligheid van de conclusies. Rapporten van de Algemene Rekenkamer hebben dat ook wel eens. Het rapport is in zijn ordelijkheid volkomen anders dan de chaotische werkelijkheid die het analyseert. Maar doet door de distantie die nu eenmaal eigen is aan de OVV ook niet helemaal recht aan de chaotische omstandigheden en de onmogelijke opgaven voor de crisiszwoegers. Soms heb ik dat gevoel ook als ik in de krant een verslag lees van een voetbalwedstrijd waar ik zelf bij ben geweest. Je mist de emotie, het gejuich en boegeroep, de modder, de spanning.
Of misschien zitten mijn aarzelingen juist in de op het eerste gezicht compleetheid van het rapport, waardoor bij sceptische lezers de vraag opkomt of het echt allemaal klopt. Of in het gebruik van hedendaags bestuurskundig jargon, zoals het ontbreken van een ‘eenduidige sturingsregie’, het ‘tekortschieten van adaptief vermogen’, het ‘ontbreken van structurele borging van ….’ (volgt onderwerp naar keuze, borging is altijd goed). En niet te vergeten ‘het ontbreken van doorzettingsmacht’. Dat laatste is vaker gezegd, met dan een verwijzing naar zorgsystemen als de National Health Service waarbij de Britse minister maar hoeft te knikken om te bereiken dat elk ziekenhuis precies doet wat hij wil. Was VWS maar zo georganiseerd als Justitie en Veiligheid, zo verzuchtte de voorzitter van de OVV in de NRC, dan waren beleid en uitvoering veel beter op elkaar afgestemd. Tja! Misschien zat mijn onbehagen in het beeld van hoe de overheid volgens de OVV zou moeten zijn.
Waar het niet aan ligt, is de presentatie van het rapport, die was deze keer vergeleken met OVV-rapporten als over de Schipholbrand en de MH 17 heel ingetogen. Wel lag in de eerste commentaren een zwaar accent op de in het rapport opgenomen reactie van minister van VWS De Jonge. De minister had een conceptversie voorgelegd gekregen met het verzoek om feitelijk commentaar. Commentaar en reactie worden gelijk met het rapport geopenbaard, dat is een spelregel van de OVV, ooit bedacht om gepalaver te voorkomen. De ervaring leert dat een minister in zo’n geval zich maar het beste kan beperken tot het snel doorgeven van wat punten en komma’s. Maar De Jonge beging dezelfde fout als minister Hennis bij het rapport over het Mali-mortierincident, door het schrijven van een uitgebreide apologie en een tamelijk fundamentele aanval op de opzet van het rapport. Niet verstandig. In de media werd dat vervolgens natuurlijk breed uitgemeten, waarbij de reactie van OVV-voorzitter Dijsselbloem nog eens koren op de molen was: ’Zo’n brief heb ik nog nooit meegemaakt’. Beetje flauwe, echt politieke reactie, maar toegegeven: ook op een echt politiek commentaar.
Nog een paar kanttekeningen. Allereerst: hoe je het wendt of keert, VWS-ambtenaar Jaap van Dissel krijgt de schuld. Dat staat er niet maar het lijkt wel zo. Hem lijkt te worden verweten dat de politiek te veel naar hem heeft geluisterd. Hij had een te beperkte kijk op de zaak maar zat wel overal bij. Alsof er geen bestuur was dat zelf brede afwegingen kon maken! Wat trouwens ook veelvuldig is gebeurd, zie bijvoorbeeld het niet behandelde maar ongekend grote steunpakket. Natuurlijk heeft het OMT te lang bestaan. Maar zowel Van Dissel als vele leden van het OMT (die daarvoor een schamele € 200, - per vergadering kregen) verdienen veel meer lof dan ze hier krijgen.
Wat ik ook miste was een kritische analyse van niet zozeer de bestuurders maar juist van de mensen die bestuurd moesten worden. De samenleving komt er in het rapport wel heel erg gemakkelijk af. Als mensen het niet begrepen of het draagvlak daalde, dan lag dat aan tekortschietend communicatiebeleid. Het kabinet is wel eens begonnen over ‘eigen verantwoordelijkheid’, maar het rapport besteedt daar niet veel aandacht aan. Onbelicht is ook gebleven dat onze bevolking zich dan misschien in grote lijnen wel goed heeft gedragen, maar dat een klein deel zich niet aan de regels hield. Met daarbij een grote en soms selectieve tolerantie van het gezag zoals bij de BLM-demonstratie op de Dam (niks in het rapport daarover). Het hele thema ‘handhaving’ komt helaas niet in het rapport aan de orde, een korte verwijzing naar het huwelijk van minister Grapperhaus daargelaten. Dat kleine deel mocht zich bovendien verheugen in veel belangstelling van de media die zich ook al verzekerd wisten van een grote, bonte stroom aan deskundigen en quasi-deskundigen. Dat had wel wat minder gekund, het had veel verwarring voorkomen.
Een uitstekend rapport dus. Maar helemaal overtuigend: nee. Maar er komen nog meer OVV-rapporten over de corona, we zullen zien.
Prof. Mr. Roel Bekker (1947) was ruim negen jaar secretaris-generaal van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en leidde daarna drie jaar het programma Vernieuwing rijksdienst. Van 2007 tot 2014 was hij hoogleraar in Leiden