‘Een Kamer vol spektakel’

maandag 29 maart 2021, 13:00, Jan Schinkelshoek

Er treedt aan het einde van de week een Tweede Kamer die - als een ding zeker is, is het dat wel - die veel spektakel gaat bieden.

Je ziet het al voor je. Hoe BBB, de nieuwe boerenpartij, in de slag gaat met de Partij voor de Dieren en het CDA. Hoe Sylvana Simons en Geert Wilders botsen. Hoe Volt en Forum elkaar zullen aanpakken. Hoe op rechts het populistische blok het de VVD lastig zal maken. Probeer zo veel verschillende geluiden maar eens in goede banen te leiden.

De ‘nieuwe’ Tweede Kamer is versplinterd tot op het bot. Je moet honderd jaar terug om zeventiende Kamerfracties te tellen. Er hebben maar liefst vier nieuwelingen hun entree gemaakt. En allemaal klein van stuk. Acht partijen haalden vijf zetels of minder.

Op het eerste gezicht lijkt het op een herhaling van vijftig jaar geleden. In 1972 sprongen bij de verkiezingen veertien partijen over de kiesdrempel. Maar toen - en dat is het grote verschil - waren de Grote Partijen, de PvdA, het CDA-in-wording en de VVD-in-opkomst, verzekerd van tweederde van het aantal Kamerzetels. De grootste partij, de VVD, is met 35 zetels niet meer dan een achterblijvertje vergeleken met het CDA (54) en de PvdA (52) in hun hoogtijdagen. Het grote middenblok in de Kamer bestaat partijen tussen krap tien en ruim twintig zetels.

Het is de combinatie van versplintering en nivellering die de nieuwe Tweede Kamer zo anders maakt. Dat is niet per definitie negatief. Wie van een kleurrijk, bont en divers parlement houdt, komt voluit aan z’n trekken. De Tweede Kamer is een weerspiegeling van wat onder de kiezers leeft. Zo willen we het graag. Niet voor niks is de evenredige vertegenwoordiging sinds jaar en dag heilig en moeten we niets hebben van kiesdrempels.

Leve de representativiteit.

Maar de nadelen van die versplintering en nivellering worden geleidelijk steeds meer voelbaar. Kan een gefragmenteerde Kamer wel voldoende tegenwicht bieden aan een kabinet? Kunnen die kleine en middelgrote fracties het wel bijbenen? Gaat de parlementaire controle er niet onder lijden?

Het komt er juist in de nieuwe Kamerperiode op aan. Er staan twee grote parlementaire enquêtes op stapel: een over ‘Groningen’ (gaswinning) en een over de rechtsstaat (vervolg op de kindertoeslagaffaire). En er komt er vast wel een over de coronacrisis. Dat zijn geen onderzoeken die je er als Kamerlid even bijdoet.

De controletaak is de zwakke stee van de Tweede Kamer, zo is de laatste jaren steeds duidelijker wordt. Er zijn sinds, pakweg, tien jaar zo veel affaires, incidenten, uitglijders en andere slijtageplekken binnen bestuur en uitvoering zichtbaar geworden - de Belastingdienst is niet meer dan het topje van de ijsberg - dat ook het parlement zich heeft te schamen. Dat doet het ook, zegt het. Vlak voor de verkiezingen gaf de Kamer zichzelf en haar opvolgers de opdracht mee om scherper op te letten.

Die twee taken van de Tweede Kamer - de volksvertegenwoordigende en de controlerende taak - laten zich met een beetje goede wil best combineren. Maar het vergt wel een ander type Kamerlid dat zich de afgelopen jaren heeft gepresenteerd. Je moet er bewust voor kiezen om minder mee te deinen met de waan van de dag, minder scoringsdrift te vertonen, minder te willen meeregeren en - ook dat nog - minder zichtbaar te zijn.

Zo’n koersverlegging is bijna te veel gevraagd van een Tweede Kamer die zich sinds jaar en dag heeft ontwikkeld van een ietwat bedaagde Herensociëteit tot een luidruchtig politiek café.

Die koersverlaging is zeker te veel gevraagd van een nieuwe Kamer die bevolkt is met partijen en partijtjes die er in de eerste plaats ingekomen zijn hun eigen punten en puntjes zullen willen scoren.

Het is niet alleen de Kamervoorzitter die niet te benijden is.

 

Jan Schinkelshoek is oud-lid van de Tweede Kamer voor het CDA.

Deze bijdrage stond in