N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
‘Te laat, te vroeg, niet gecoördineerd?’
We hebben inmiddels ruim een jaar te kampen met corona. En er is dus ook al een jaar kritiek op de aanpak. Te laat, te vroeg, niet gecoördineerd, onduidelijk, tunnelvisie, inconsistent, onrechtvaardig, niet uitvoerbaar, het hele Leerboek Overheidsfalen passeert de revue. Minister van VWS De Jonge is de zondebok, hij wordt aangesproken op alles wat er verkeerd gaat. Daarbij worden gemakshalve en zonder veel zakelijke argumenten niet alleen alle fouten van hemzelf en van zijn ambtenaren aan hem toegerekend maar tevens van niet onder zijn verantwoordelijkheid vallende organisaties en personen. Hij is ‘systeemverantwoordelijk’, om elke kans op ontsnapping uit te sluiten. De laatste tijd komt er een nieuw hoofdstuk in de kritiek naar voren, namelijk kritiek op de ambtelijke organisatie van zijn ministerie. Ik pik er drie onderwerpen uit.
Ik las in een van de kranten dat de al dan niet vermeende traagheid in de aanpak, vooral van de vaccinaties, voort zou komen uit het feit dat VWS ‘een beleidsministerie’ is. Daaronder wordt dan verstaan een soort regelfabriek, bestaande uit vooral juristen en bestuurskundigen, zonder enige ervaring met en gevoel voor de ver buiten het ministerie plaatsvindende uitvoering. Een merkwaardige opvatting. VWS is een gewoon ministerie, en alle ministeries zijn beleidsministeries. Een paar ministeries hebben inderdaad ook grote interne uitvoeringsorganisaties: Justitie, met bijvoorbeeld het gevangeniswezen en de IND, Infrastructuur met Rijkswaterstaat en Financiën met de Belastingdienst.
Ik geloof niet dat die ministeries altijd geprezen worden omdat ze zo goed zouden zijn in uitvoering. De overige ministeries lijken veel op elkaar: ze hebben stevige, multidisciplinaire (en in mijn ogen over het algemeen te grote, dat terzijde) beleidskernen die gaan over beleid. En daarnaast inspecties, soms kennisinstituten (het RIVM is 100% onderdeel van VWS, voert trouwens ook een aantal operationele taken uit), kleinere of middelgrote, vooral (financieel-)administratieve uitvoeringseenheden en beheerseenheden als het Rijksvastgoedbedrijf.
In de meeste gevallen vindt de uitvoering verder plaats door zelfstandige bestuursorganen, bijzondere overheidseenheden als politie en krijgsmacht, decentrale overheden, maatschappelijke organisaties et cetera. Ik ben blij dat ons land een zorgorganisatie bespaard is gebleven die onderdeel is van het ministerie, zoals tot voor kort de National Health Service in het VK. De SG van het Department of Health in het VK was toen ook CEO van de NHS. Hij had meer dan een miljoen ambtenaren onder zich. ‘De grootste werkgever van het Commonwealth na de Indian Railways’, zei mijn toenmalige collega ooit tegen me, met een mengeling van Brits sarcasme en leedwezen. Kortom: VWS is een beleidsministerie, net als de meeste andere, niks mis mee.
Dan een tweede punt, in het verlengde hiervan: er moet een generaal worden aangesteld die even orde op zaken stelt, een einde maakt aan het ambtelijke en politieke gepalaver en in een militaire operatie coronaprikken laat uitdelen alsof je een mitrailleur afschiet. In tijden van crises groeit altijd de roep om een sterke man. En ontegenzeggelijk moet je bij het aanpakken van dit soort problemen een goede, doortastende centrale leiding hebben. Ik heb niet de indruk dat die leiding er niet is of dat de organisatie en de regelgeving dat zouden tegenhouden. Het aanpakken van corona is een ingewikkeld probleem, velen zijn betrokken en dat is maar goed ook. Onzin ook om te denken dat het allemaal veel beter zou gaan als we als pendant van de GGD-en bij VWS een soort Rijks Geneeskundige Dienst (die was er trouwens vroeger, zij het voor iets anders) zouden hebben die het allemaal wel even voor haar rekening neemt.
Een veel groter probleem is mijns inziens dat de centrale leiding (de minister en zijn ambtelijke top) weinig ruimte wordt gegund en dat het parlement graag tot in de details en van dag tot dag meebestuurt. Kamerleden hebben nogal eens commentaar dat je eigenlijk op het niveau van ambtelijk afdelingsmanagement verwacht. Bovendien gaat in de aanloop naar de verkiezingen de volumeknop nog extra ver open: ‘Het is een schande dat’ (volgt onderwerp naar keuze). Het kost niet alleen onevenredig veel tijd maar leidt ook tot verwarring, tot maatschappelijke onrust, tot politieke spelletjes. En doet afbreuk aan het gezag van de minister. Meer controle op afstand, minder meesturen, het wordt ook in ander verband wel eens verzucht als het om het parlement gaat.
Een derde punt van kritiek: er werken bij VWS geen dokters die verstand van medische zaken hebben. ‘Vroeger was dat anders’, wordt er dan wel eens aan toegevoegd. Ook onzin. VWS is een ministerie, geen zorginstelling. Dokters zijn goed in het genezen van patiënten maar niet in het maken en uitvoeren van beleid. Er was zo nu en dan wel eens een DG met een medische achtergrond maar dat was soms toeval en bovendien niet altijd een succes. Ook nu is trouwens een van de DG’s van origine arts. Jaap van Dissel, niet de minste arts, is gewoon VWS-ambtenaar. VWS beschikt voorts met de Gezondheidsraad en het OMT over unieke voorzieningen waar het gaat om inbreng vanuit de medische discipline. En veel ambtenaren van VWS hebben intensief contact met zorginstellingen, met het veld. Wel zou het goed zijn als we eens wat meer VWS-ambtenaren in het openbaar zouden zien en horen, ook uit de beleidshoek, onbekend maakt onbemind.
Kortom: de ambtelijke dienst van VWS wordt onderdeel van de kritiek. Niet erg, en er is ongetwijfeld nog veel te verbeteren. Maar de opvattingen die ik er zo nu en dan over lees, snijden niet veel hout.
Prof. Mr. Roel Bekker (1947) was ruim negen jaar secretaris-generaal van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en leidde daarna drie jaar het programma Vernieuwing rijksdienst. Van 2007 tot 2014 was hij hoogleraar in Leiden.