N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Onvruchtbare polarisatie
Tijdens een Amerikaanse reis van een maand in 1986 sprak ik met een stafmedewerker van het Brookings Institute, een progressieve denktank in Washington. Nogal naïef opperde ik dat de politieke tegenstellingen tussen Democraten en Republikeinen er in de jaren tachtig meer geprofileerd waren geraakt. Wij beleefden de jaren van president Ronald Reagan. In het zuiden van de Verenigde Staten verschoof immers de voorkeur van conservatieve burgers van de Democratische Partij naar de Republikeinse, die daardoor geleidelijk aan ook de sterkste werd. In de noordelijke staten werd de Republikeinse Partij meer geprofileerd dan zij daar steeds was geweest en de Democraten ontwikkelden zich tot een meer uitgesproken progressieve tegenkracht. Het ging er dus ‘Europeser’ uitzien. Was dat niet beter voor een weloverwogen stem van de kiezer?
Mijn gesprekspartner vond van niet. Integendeel, hij maakte zich over die wederzijdse profilering grote zorgen. Het zou alleen maar leiden tot steeds sterker polarisatie en deze leek hem op langere termijn een risico voor de democratie. Ik bleef mij nog even afvragen of hier niet een tikje werd overdreven; in Europa viel er toch ook mee te leven. In Nederland hadden wij zelfs net een periode van scherpe polarisatie in de jaren zeventig achter de rug. Heel vruchtbaar waren die weliswaar niet geweest, maar er waren ook ‘geen dooien gevallen’. De natie was zelfs bezig te kalmeren. De visie van mijn gesprekspartner bleef bij mij wel hangen, ten dele door hun onverwachtheid, ten dele omdat die mijn natuurlijke weerzin tegen harde polarisatie wakker riep.
Enerzijds immers is de democratie gebaat bij heldere tegenstellingen tussen de belangrijkste politieke krachten. Die maken de kiezer duidelijk wat er te kiezen valt en welke richting het uitgaat als een partij of coalitie de meerderheid behaalt. Anderzijds, zo was intussen in Nederland wel gebleken, wordt polarisatie onvruchtbaar als die nuchtere samenwerking in de weg staat, problemen maakt waar ze niet zijn en de politieke tegenstander tot vijand uitroept.
In de jaren zeventig had de begrijpelijke polarisatie – die partijen dwong profiel te tonen - geleid tot krasse onderlinge diskwalificaties, waarbij in die jaren vooral links zich niet onbetuigd had gelaten. Het had de grootste partij van links, de Partij van de Arbeid, uiteindelijk in de oppositie gedwongen en zulks voor geruime tijd. Partijen van centrum en rechts waren daartegenover lichtelijk verbeten en wraakzuchtig geworden.
Eigenlijk had ik daar in Washington dus gewaarschuwd moeten zijn, maar ik kon mij slecht voorstellen dat een maatschappij in een ‘echt land’ als de Verenigde Staten zo gepolariseerd kon raken, dat samenwerking over de grens tussen Republikeins en Democratisch niet of nauwelijks meer mogelijk zou zijn. Dat heeft mijn gesprekspartner dus beter gezien dan ik. Ongeacht de winnaar van de presidentsverkiezingen zal de Amerikaanse samenleving voorlopig blijven lijden onder verbeten en daardoor onvruchtbare polarisatie, die alleen maar schadelijk kan uitpakken voor de democratie. Zulke polarisatie is niet op slag te overwinnen. Dat kunnen wij ons nog wel herinneren van het Nederland van de jaren zeventig. In de Verenigde Staten staat er bovendien zoveel meer op het spel.
In Nederland is gezamenlijk links inmiddels alleen daarom niet gekrompen tot irrelevantie, omdat de coalitie die regeert geen meerderheid meer heeft, niet of nauwelijks in de Tweede Kamer en al helemaal niet in de Eerste Kamer. Dat dwingt ook de partijen van links tot loyale bijdrage aan de politieke meerderheidsvorming. Tegelijk wordt – eindelijk – ingezien dat die loyale bijdrage politiek heel wat meer waarde heeft, als partijen van links zich niet uit elkaar laten spelen maar gezamenlijk optrekken. PvdA en GroenLinks hebben daar nu de eerste stap voor gezet door een ‘samen uit samen thuis’ afspraak te formuleren. In de hoop dat ook de SP daaraan wil meedoen. Dat kan het profiel van de Nederlandse politiek zo aanscherpen dat kiezers weer een beetje weten bij wie ze moeten zijn: wel of juist niet bij de samenwerkende drie. Of vier, als D66 mee zou doen, maar te vrezen valt dat dan de SP voor de eer bedankt.
Het Amerikaanse voorbeeld laat zien waarvoor wij dan beducht moeten zijn: voor nieuwe middelpuntvliedende krachten en nieuwe onvruchtbare polarisatie. Het is een misverstand om te geloven dat alleen rechts daar een talent voor heeft.
Deze column verscheen oorspronkelijk op 6 november 2020 op Parlement.com.
Prof.dr. J.Th.J. van den Berg is fellow van het Montesquieu Instituut en emeritus hoogleraar aan de Universiteit Leiden (parlementaire geschiedenis) en Maastricht (parlementair stelsel). Hij is oud-lid van de Eerste Kamer.