Demonstratievrijheid rondom het Binnenhof. Naar een ‘Bannmeilengesetze’

maandag 26 oktober 2020, 13:00, mr. Berend Roorda en Prof. dr. Jan Brouwer

Moet er nabij het hart van onze parlementaire democratie – het Binnenhof – vrij en onbeperkt kunnen worden gedemonstreerd of moeten wij toe naar een regeling vergelijkbaar met de Duitse ‘Bannmeilengesetze’. Dat is in wezen de vraag die Tweede Kamervoorzitter Arib momenteel voorlegt.

Parlementariërs en ministers hebben in toenemende mate last van beledigingen en verwensingen van schreeuwende en soms zelfs fysiek aanklampende betogers als zij hun weg zoeken naar de Tweede Kamer. Om die reden drong Arib er op 9 oktober jongsleden ten tweeden male bij de burgemeester van de gemeente Den Haag op aan kritisch te kijken naar het aantal demonstraties dat plaatsvindt in de directe omgeving van het parlement. Een eerdere oproep leidde niet tot het door haar gewenste effect.

Het is een alleszins begrijpelijke actie van de Kamervoorzitter, Kamerleden worden belaagd en soms zelfs met de dood bedreigd door demonstranten. Op de burgemeester rust echter de grondwettelijke en verdragsrechtelijke plicht om aan demonstraties zo veel als mogelijk ruimte te bieden ‘within sight and hearing’ van de doelgroep.

Die ruimte is de laatste jaren al steeds minder geworden rond de parlementsgebouwen. Daar waar in de jaren negentig demonstraties tot 2.000 personen mochten plaatsvinden op het Binnenhof, werden hier rond de eeuwwisseling alleen nog kleinschalige demonstraties toegelaten. Vandaag de dag tolereert de burgemeester in het geheel geen demonstraties meer op het iconische parlementsplein. De geringe mogelijkheden om adequaat te reageren op wanordelijkheden op deze ommuurde en enigszins benauwde locatie met weinig vluchtwegen zijn daar debet aan. De suggestie van de Kamervoorzitter om demonstraties niet langer op het Plein en het Buitenhof toe te staan, is in dit perspectief weinig gelukkig.

Óf we zouden moeten overwegen om naar het voorbeeld van de Bondsrepubliek Duitsland een ‘Bannmeilengesetze’ in te voeren. Die wet maakt het mogelijk om demonstraties in de nabijheid van wetgevingsorganen te verbieden dan wel verregaand te kunnen beperken. Het doel ervan is om het integer functioneren van de wetgevende organen te waarborgen en ze te beschermen tegen fysieke overlast en psychische druk die van demonstranten kan uitgaan. Vandaag de dag wordt de legitimiteit van deze wet echter sterk in twijfel getrokken.

De wet is een reminiscentie uit het interbellum toen socialistische en communistische arbeiders dreigende manifestaties hielden en de SS en SA tijdens manifestaties leuzen scandeerden als: ‘Wir wollen das Gesetz – sonst Mord und Totschlag’. Van die situaties is heden ten dage niet of nauwelijks meer sprake. Een hoge uitzondering vormde een demonstratie in augustus van dit jaar toen extreemrechtse demonstranten de Rijksdag in Berlijn probeerden te bestormen.

De noodzaak van een Bannmeilengesetze wordt tegenwoordig in Duitsland niet meer gevoeld. Het gevoelen is eerder omgekeerd, de demonstratievrijheid dient mede de mogelijkheid te omvatten om door psychische druk politieke effecten teweeg te brengen. Niet voor niets karakteriseert het Duitse Constitutionele hof de uitoefening van de demonstratievrijheid als een noodzakelijke ‘Vektor’ in het ‘Kräfteparallelogramm der politischen Willensbildung’.

De demonstratievrijheid is echter geenszins een vrijbrief om strafbare feiten als belediging, bedreiging of belaging te plegen. Tegen individuen die zich binnen een demonstratie hieraan schuldig maken, dient de politie onder leiding van het Openbaar Ministerie op te treden.

Als het om de burgemeester gaat, dient hij nog eens kritisch te kijken naar spelregels die de kern vormen van het demonstratierecht. Bij een protestactie dient de gemeenschappelijke meningsuiting voldoende op de voorgrond te staan. Is dat niet het geval en overheersen andere elementen, zoals feitelijke dwang jegens overheidsdienaren, dan valt de protestactie niet onder de demonstratievrijheid en kan zij zonder meer worden beëindigd dan wel vooraf verboden.

Valt een protestactie wel onder de demonstratievrijheid, dan dient de burgemeester haar in beginsel te faciliteren en te beschermen. Ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden kan de burgemeester een demonstratie beperken indien noodzakelijk. In dat verband kan de burgemeester ook eisen stellen aan de omvang van de demonstratie. Als demonstranten deze beperkende maatregelen niet naleven, dan maken zij zich schuldig aan een strafbaar feit waartegen kan worden opgetreden. In het uiterste geval kan de burgemeester de demonstratie zelfs per direct beëindigen.

 

Dr. Berend Roorda is Universitair Docent rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit Groningen. Prof. dr. Jan Brouwer is Hoogleraar Recht en Samenleving aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Deze bijdrage stond in