N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ontketend of ongemotiveerd? Hoe actief zijn Kamerleden die uit hun fractie stappen?
Op dit moment zijn er twee onafhankelijke Kamerleden, Femke Merel van Kooten-Arissen, die uit de Partij voor de Dieren-fractie gestapt is en Wybren van Haga die uit de VVD-fractie gezet is. Zij zijn niet de eerste. Sinds 1918 hebben meer dan 50 Tweede Kamerleden hun fractie verlaten. De vraag is hoe Kamerleden zich daarna gedragen. Kunnen deze Kamerleden, ontketend uit het knellende fractieverband eindelijk zich richten op het parlementaire werk? Of zijn ze juist niet meer gemotiveerd om zich te richten op het parlementaire werk?
Twee soorten afsplitsingen
Er zijn dus twee typen gevallen: Het eerste geval is een Kamerlid dat een bepaalde politieke koers voor stond en hierover in conflict met de fractietop is gekomen en alleen verder ging om die koers te kunnen volgen. Voorbeelden hiervan zijn Wilders, Öztürk en Kuzu. Je zou verwachten dat dergelijke Kamerleden actiever zijn dan voorheen: zonder de ketenen van fractiediscipline kunnen ze eindelijk doen wat ze zelf willen.
Het andere geval is een Kamerlid dat vanwege een niet-inhoudelijk conflict uit de fractie wordt gezet. Deze Kamerleden hebben geen eigen politieke koers. Zonder de externe motivatie gaan ze misschien zelfs minder doen. Ali Lazrak is hier een voorbeeld van.
Ik kijk hier naar de vraag of Tweede Kamerleden die zich los hebben gemaakt van hun fractie meer moties, amendementen en vragen indienen dan voorheen. Ik richt me daarbij op de 22 Kamerleden die zich sinds 2002 hebben losgemaakt uit hun fractie.
Schriftelijke vragen
Gemiddeld dienden deze Kamerleden voor zij uit hun fractie werden gezet 17 schriftelijke Kamervragen per jaar in. Het minst actief voor zij uit de LPF-fractie was Winny de Jong die op dat moment geen schriftelijke Kamervraag had gesteld. Het meest actief was Joram van Klaveren met 66 Kamervragen per jaar. Nadat ze uit hun fractie waren gestapt stelden deze Kamerleden gemiddeld 22 Kamervragen. Vier Kamerleden, Winny de Jong, Cor Eberhard, Harry Wijnschenk en Gerard van As stelden geen enkele schriftelijke Kamervraag. Veel actiever waren Joram van Klaveren (111 vragen per jaar) en Louis Bontes (90 vragen per jaar).
Moties
Voordat ze uit de fractie werden gezet dienden deze Kamerleden gemiddeld 18 moties in. Cor Eberhard had op dat moment nog geen moties ingediend. Norbert Klein diende in de twee jaar voor hij uit gezamenlijke 50PLUS fractie ging per jaar 76 moties in. In hun onafhankelijke periode dienden deze Kamerleden ook 18 moties in. Eberhard, Wijnschenk, Van Bemmel en Van As dienden geen moties in. Bontes en Kuzu waren met 45 en 42 moties per jaar veel actiever.
Amendementen
Voor zij hun eigen fractie vormden, dienden deze Kamerleden gemiddeld drie amendementen per jaar in. Ongeveer een-derde van deze Kamerleden had geen enkel amendement ingediend. Klein had er 14 ingediend en Jacques Monasch 8. Meer dan de helft van de onafhankelijk Kamerleden diende geen amendement in. Winny de Jong diende er in drie maanden acht in. En Klein gemiddeld acht per jaar. Gemiddeld komt dit uit voor alle onafhankelijke Kamerleden op drie amendementen per jaar.
Het gemiddelde beeld is dus dat Kamerleden niet meer of minder actief zijn als afgesplitst Kamerlid dan daarvoor. Misschien dat het feit dat we nu kijken naar alle Kamerleden samen en niet mee nemen waarom ze zijn vertrokken en welke ambities ze hebben.
Kamerleden die zijn weggegaan en die zijn weggestuurd
Er is een verschil tussen Kamerleden die vrijwillig en onvrijwillig zijn vertrokken. 14 Kamerleden zijn vrijwillig vertrokken. Deze Kamerleden worden minder actief in beleid maken: ze dienen drie minder amendementen en zeven minder moties. Het aantal Kamervragen stijgt met drie. De acht Kamerleden die uit hun fractie zijn gezet dienen vier extra amendementen, 12 extra moties en zeven extra Kamervragen. Met name voor amendementen en moties zijn dit scherpe verschillen.
Ideologische of organisatorische conflicten
Waarom Kamerleden zijn vertrokken, is niet altijd duidelijk. Het gaat vaak om een druppel die de emmer doet over stromen. Bovendien gaan ideologische en organisatorische conflicten vaak door elkaar spelen. Bij zeven Kamerleden speelden duidelijk ideologische vragen: Monasch, Kuzu en Öztürk waren het oneens met de koers van PvdA op integratie; Van Klaveren en Van Vliet traden uit de PVV vanwege de “minder Marokkanen” uitspraak van Wilders; deze was in 2004 vanwege het VVD-standpunt over de EU-toetreding van Turkije uit de fractie gegaan; Anton van Schijndel vertrok omdat hij zijn laatste plaatsing op de VVD-lijst als signaal zag dat zijn geluid binnen de VVD niet welkom was. Voor deze Kamerleden waar het er duidelijk een ideologisch conflict speelt, neemt het aantal amendementen en Kamervragen toe (12 en 10 extra), voor de andere Kamerleden daalt het aantal moties juist (6 minder) en neemt het aantal Kamervragen minder toe (2 meer). Overigens dienen de Kamerleden die om ideologische redenen weg zijn gegaan juist minder moties in dan de andere Kamerleden.
Kamerleden met en zonder verdere ambities
14 Kamerleden zijn met hun eigen lijst gekomen nadat ze uit hun fractie zijn gestapt. Deze Kamerleden worden over het algemeen actiever iets nadat ze uit hun fractie gestapt zijn. Ze dienen vier extra moties per jaar in en negen extra Kamervragen. Voor amendementen is het verschil kleiner (minder dan een half amendement per jaar). De Kamerleden die zich niet op nieuw verkiesbaar stellen worden minder actief: ze dienen een amendement per jaar minder in, acht moties minder en drie vragen minder. Dit zal deels ook komen omdat Kamerleden die met een eigen lijst komen zich met moties, amendementen en Kamervragen in de kijker proberen te spelen.
Afsplitsers in soorten en maten
Er zijn dus verschillende soorten afsplitsers. Dat is in hun Kamerwerk ook te zien. Kamerleden die de ambitie hebben door te gaan, Kamerleden die uit hun fractie zijn gezet en Kamerleden die vanwege een ideologische conflict vertrokken zijn, zijn geneigd om er een tandje bij te zetten. Kamerleden die niet door willen gaan, die zelf vertrokken zijn en waar een meer organisatorisch conflict speelt, zijn over het algemeen passiever.
Simon Otjes is universitair docent Nederlandse politiek aan de Universiteit Leiden.