N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Achtergrond: alleen verzoeken tot vervolging wegens ambtsmisdrijven
Het is sinds in 1921 de huidige regels voor het vervolgen van ambtsmisdrijven gelden nog nooit voorgekomen dat die stap ook daadwerkelijk werd gezet. Wel is meerdere keren om vervolging gevraagd of verzocht om te onderzoeken of dat wenselijk was. Een klein overzicht.
Inhoudsopgave van deze pagina:
In april 1948 diende oud-premier Gerbrandy met acht anderen (onder wie oud-minister Welter en generaal Winkelman) een adres bij de Tweede Kamer in, waarin werd gevraagd de procureur-generaal bij de Hoge Raad opdracht te geven vervolging in te stellen tegen alle ministers sinds november 1945 die vanwege het Indonesische beleid de Grondwet en andere wetten zouden hebben geschonden. Dat verzoek werd door de Tweede Kamer afgewezen.
De voormalige sergeant van de Koninklijke Marine A.H.F. Fonteijn vroeg in 1961 de procureur-generaal bij de Hoge Raad vervolging in te stellen tegen minister Visser van Defensie. Hij wilde eerherstel, omdat hij in 1935 ten onrechte als muiter (op De Zeven Provinciën in 1933) was ontslagen. Er was overduidelijk sprake geweest van een persoonsverwisseling.
Als genoegdoening was Fonteijn na terugkeer in Nederland vanwege gezondheidsredenen ontslagen en later bood minister Van den Bergh hem een schadevergoeding aan, onder voorwaarde de zaak verder te laten rusten. Fonteijn had dat afgewezen. Hij richtte zich in 1962 tot de Tweede Kamer, maar die besloot in 1963 het verzoek niet in behandeling te nemen.
Toen uit de parlementaire enquête RSV in 1984 bleek dat minister Van Aardenne de Tweede Kamer opzettelijk had misleid (het ging over de kosten voor de afwikkeling van de ondergang van het RSV-concern) kwam ook de vraag aan de orde of strafrechtelijke vervolging moest worden ingesteld. De enquêtecommissie vond het niet haar taak daarover te oordelen. De Kamer vond een politiek oordeel meer voor de hand liggen.
Om vervolging van Van Aardenne werd twee jaar later wel gevraagd door een actiegroep, die vond dat hij de uitkomst van de Brede Maatschappelijke Discussie over kernenergie naast zich neer had gelegd. Gelet op de gemaakte kosten was er volgens de actiegroep sprake van oplichting. Deze zaak werd evenmin doorgezet.
Vanwege de visfraudeaffaire stelde PSP-Tweede Kamerlid Andrée van Es voor strafrechtelijke vervolging in te stellen tegen minister Braks. Zij stelde dat hij een ambtsmisdrijf had gepleegd door wetten en regels (over vangstbeperking) opzettelijk niet uit te voeren.
Minister Korthals Altes wees het verzoek namens het kabinet af, omdat er volgens hem geen vermoeden van een ambtsmisdrijf was. Het ging volgens hem om beleidsfouten, die onvoldoende grond voor de procureur-generaal zouden zijn. De Kamer kon wel zelf vragen om vervolging, zo schreef de minister. In een Kamerdebat in juni 1987 bleek daarvoor echter geen meerderheid. De Kamer hield het bij een politiek oordeel.
In 1990 wees de procureur-generaal bij de Hoge Raad een verzoek tot vervolging van de ministers Dales en Hirsch Ballin af. De belangenvereniging van zigeuners was boos dat de aanduiding 'zigeuner' nog niet was geschrapt uit politieformulieren en -registers. Er waren overigens al nieuwe formulieren in de maak, zonder de betwiste aanduiding.
PVV-leider Geert Wilders diende in oktober 2009 samen met zijn fractiegenoten een verzoek in om een aanklacht in overweging te nemen tegen minister Van der Laan wegens niet beantwoorden van Kamervragen. Dit voorstel werd op 15 oktober 2009 met 132 tegen 10 stemmen verworpen.
FVD-fractievoorzitter Thierry Baudet diende in oktober 2018 een motie in, waarin hij onder meer de regering vroeg te onderzoeken of strafrechtelijke vervolging moest worden ingesteld tegen de (oud-)ministers Koenders, Zijlstra en Blok vanwege steun aan terreurbewegingen in de strijd tegen IS. Alleen de fracties van FVD, PVV en DENK steunden de motie.