N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Eerste Kamer behandelt wetsvoorstel Europese verdragen
Mat Herben, oud-fractieleider van de LPF, diende in 2006 een voorstel tot grondwetswijziging in samen met Kees van der Staaij van de SGP. Het voorstel behelst een tweederde meerderheidsvereiste voor Europese verdragen. Dit voorstel is nog steeds in behandeling. In deze column kijkt Mat Herben vooruit naar de behandeling in derde termijn van de Eerste Kamer.
Op 2 april aanstaande zet de Eerste Kamer de behandeling voort van een initiatiefvoorstel van SGP-fractieleider Kees van der Staaij om de Grondwet te wijzigen, zodat voortaan een tweederde meerderheid nodig is voor de parlementaire goedkeuring van Europese verdragen. Op dit moment is voor de goedkeuring van Europese verdragen een gewone parlementaire meerderheid voldoende voor de ratificatie.
Alleen als internationale verdragen op onderdelen strijdig zijn met de Grondwet of tot aanpassing daarvan aanleiding geven, schrijft de Grondwet in artikel 91 voor dat de Kamers met tweederde meerderheid moeten instemmen. Hoe weinig betekenis het huidige artikel 91 heeft, bleek toen regering en Raad van State in 2005 zeiden dat voor parlementaire goedkeuring van de Europese Grondwet een gewone meerderheid voldoende was. Daarop nam ik als woordvoerder voor de Lijst Pim Fortuyn het initiatief om artikel 91 GW aan te vullen. Er is vele maanden aan gewerkt, ook met hulp van de wetgevingsspecialisten van het ministerie. Deskundig advies kwam van een bekende hoogleraar staatsrecht, Paul Bovend’Eert. Zijn faculteit werkte er tegen betaling maanden aan. In november 2006 besefte ik dat de kans klein was dat de Lijst Fortuyn na de verkiezingen van 22 november zou terugkeren in de Tweede Kamer. Ik zocht steun bij andere politieke partijen. De SP wilde graag ondertekenen, maar ik gaf de voorkeur aan de SGP. Kees van der Staaij is een onkreukbare jurist die eerder werkte bij de Raad van State. Uiteindelijk dienden Van der Staaij en ik het initiatiefvoorstel op 20 november 2006 in. Na de verkiezingen heeft Kees van der Staaij het wetsvoorstel op uitstekende wijze verdedigd in de Tweede Kamer. Het draagt nu terecht zijn naam. Tegenstanders hebben geprobeerd het wetsvoorstel weg te zetten als een ondoordacht voorstel van de LPF. Uit het bovenstaande mag blijken dat deze kritiek zeer onjuist is en bovendien Kees van der Staaij als eminent kenner van ons staatsrecht geen recht doet.
Tweederde meerderheid
Wij vinden dat in de toekomst voor de goedkeuring van nieuwe Europese verdragen standaard tweederde meerderheid vereist moet zijn. Het gaat daarbij om de funderende verdragen voor de EU, om wijziging van die verdragen, alsook om verdragen die de uitbreiding van de EU met nieuwe landen zoals Turkije mogelijk maken. Het belangrijkste argument voor dit voorstel is dat de Europese verdragen zeer ingrijpende consequenties hebben voor het Nederlandse politieke bestel. De positie en bevoegdheden van regering, volksvertegenwoordiging en rechtsprekende macht worden er rechtstreeks door aangetast.
Invoering van een hogere drempel is een logische waarborg om te voorkomen dat vergaande overdracht van bevoegdheden aan de EU lichtvaardig zal plaatsvinden. Het hanteren van een drempel van tweederde staat symbool voor de erkenning dat Europese verdragen vanwege hun grote invloed op ons constitutionele bestel alleen met een breed draagvlak in de volksvertegenwoordiging goedgekeurd kunnen worden. Handjeklap tijdens een kabinetsformatie is uit den boze. Zo’n drempel zal de regering ook stimuleren om bij de onderhandelingen over een nieuw verdrag het onderste uit de kan te halen voor Nederland. En het wijst de volksvertegenwoordiging op haar zware verantwoordelijkheid: instemming met Europese verdragen is geen vanzelfsprekendheid, maar moet op een weloverwogen keus berusten. Het is ook een alleszins redelijk voorstel, gespeend van populistisch anti-Europa sentiment. Wel dwingt het de politieke partijen tot een duidelijke stellingname en maakt het een einde aan de stille wijze waarop de macht van Brussel werd uitgebreid. De Tweede Kamer gedraagt zich in Den Haag als een leeuw, maar is een lam in Brussel. Heel misschien komt daar nu verandering in. Het is toch niet teveel gevraagd dat overeenkomstig onze Grondwet voor een ingrijpend besluit een tweederde meerderheid nodig is?
Geen Nexit
De behandeling van dit wetsvoorstel is symptomatisch voor de krampachtige wijze waarop de gevestigde partijen omgaan met de EU. In januari 2017 diende VVD-senator Duthler, gesteund door PvdA en CDA, een motie in om de behandeling van het wetsvoorstel, dat al loopt vanaf 2006, nogmaals op te schorten, totdat de Staatscommissie Bezinning Parlementair Stelsel zich erover heeft uitgesproken. En zo belandt een goed doordacht voorstel om de parlementaire betrokkenheid met Europa te vergroten, zonder gelijk naar een referendum te hoeven grijpen, op een zijspoor.
In zekere zin is het opvallend dat partijen die tegen een Nexit zijn, het wetsvoorstel niet steunen. Een benodigde tweederde meerderheid zou er namelijk voor zorgen dat het Nederlandse parlement een grotere stem heeft, zonder dat daarvoor een volledige Nexit, en de chaos die daarbij komt kijken, nodig is. Bovendien kan de wetswijziging een Nexit zelfs verhinderen. Er is immers een tweederde meerderheid nodig om funderende verdragen te wijzigen. Dus iets als een Brexit-referendum met een meerderheid van 51% is niet voldoende. Maar misschien gebeurt er op 2 april een wondertje in de Senaat. Een helder moment. Wie weet!