N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Sympathie voor ‘karnemelkmannen’
Ik heb, vrees ik, een stille sympathie voor ‘karnemelkmannen’ (m/v).
Eerlijk gezegd kende ik dat politieke etiket tot voor kort niet. Maar deze zomer kwam ik het tegen in de vuistdikke biografie van de 19e eeuwse staatsman Thorbecke, geschreven door de Nijmeegse en Amsterdamse hoogleraar Remieg Aerts.
Nee, het is geen compliment. Thorbecke, een dominant type, gebruikte het als verwijt. Wie op het lijstje van zijn ‘karnemelkmannen’ kwam te staan, kon het verder wel bij hem vergeten.
In huiselijke kring - in het parlement was het zelfs hem te hard - sprak hij er misprijzend over: pragmatische, plooibare kamerleden, ministers, bestuurders, meestal halve of vermeende medestanders, die uiteindelijk te veel water in [zijn] wijn deden, die - misschien was dat het kernpunt - hem niet onvoorwaardelijk steunden.
Bijna Thorbecke’s hele politieke carrière stond in het teken van de strijd tegen ‘karnemelkmannen’. Als iemand overtuigd was van zijn eigen gelijk, was hij het wel. Als Aerts’ biografie iets laat zien is het wel de bijna intimiderende heerszucht. Niet voor niets is de titel: ‘Thorbecke wil het’. ‘Gij zoudt tegen God-zelven volhouden dat gij het beter weet’, riep een oud studiegenoot hem toe.
Dat heeft veel, erg veel goeds opgeleverd.
Dankzij Thorbecke’s grimmige vasthoudendheid - in de Tweede Kamer, tegenover de koning, tegen de conservatieve oppositie, in eigen kring - zijn in het midden van de negentiende eeuw de grondslagen voor een stabiele constitutionele, parlementaire democratie gelegd. Hij kan er nooit genoeg om geprezen worden.
Maar het ging er bij tijd en wijle bikkelhard aan toe. Wie niet voor Thorbecke was, helemáál voor, was tegen. Wie ter wille van de lieve vrede of soms alleen maar om een stap vooruit te komen genoegen wilde nemen met een compromis, kreeg er ongenadig van langs. Door die doctrinaire gelijkhebberigheid, af en toe op het gevoelloze aan, heeft hij waarschijnlijk minder bereikt dan te bereiken was. Bijna tien jaar lang heeft ‘Den Haag’ zich in allerlei bochten gewrongen om maar buiten Thorbecke om te regeren. En uiteindelijk vervreemdt hij zich van de jongere liberale generatie.
Er zijn soms politici als Thorbecke nodig om een land over een dood punt heen te helpen. Maar al lezende ben ik gaandeweg de nodige waardering gaan krijgen voor politici die, gevend en nemend, schikkend en plooiend, soms met plakband en nietjes de boel weten gaande te houden. Zeker, het is niet erg heldhaftig en nog minder principieel. Maar het maakt de zaak wel een tikkeltje leefbaarder, aangenamer.
Misschien verklaart dat wel mijn stille sympathie voor Mark Rutte, typisch een ‘karnemelkman’ in de ogen van zijn liberale ‘grootvader’ Thorbecke.