N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Achtergrond: in 1926 ging het niet mis tijdens het constituerend beraad
Enkele dagbladen verwezen dezer dagen, in aanloop naar de constituerende vergadering van het kabinet-Rutte III, naar een mislukking in 1926. In de formatie-Limburg in dat jaar ging het op de valreep mis. Tijdens het constituerend beraad, zo werd gesteld.
Een constituerend beraad kan echter pas plaatsvinden als de formatie is voltooid. Met andere woorden: als er een programma is (of besloten is zonder programma te regeren), als de posten zijn verdeeld en als de kandidaat-ministers bereid zijn hun benoeming te aanvaarden. Dat was in 1926 niet het geval.
De formatie na de val van Colijn I over het gezantschap bij de Paus vond vrijwel geheel buiten partijen om. Onderhandelingen zoals tegenwoordig waren er niet. Er werden uiteindelijk vooral ministers gezocht, die op een gezamenlijke basis zouden gaan regeren.
Op 26 februari 1926 vond ten huize van formateur J. Limburg (Scheveningse weg 82 in Den Haag) een geheim overleg plaats van personen die door hem waren aangezocht als minister. Limburg had een ontwerp-regeringsverklaring opgesteld en vroeg voor de zekerheid of de CHU-kandidaten (De Geer en Slotemaker de Bruïne) konden instemmen met zijn voorstel over het gezantschap bij de Paus.
Dat bleek al snel niet het geval. De Geer en Slotemaker vonden dat minister Van Karnebeek maar als enige opnieuw moest voorstellen gelden uit te trekken voor dat gezantschap. De andere aanwezigen vonden dat het gehele kabinet dat voorstel moest doen. Er bleek dus geen overeenstemming te zijn en er kwam geen kabinet. Van een constituerend beraad was geen sprake. Dat kon juist niet plaatsvinden, omdat de formatie was mislukt.