N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Een wel erg voortvarende minister
Sinds de staatkundige vernieuwing in het Koninkrijk in 2010 wachten de inwoners op BES-eilanden op de mogelijkheid om indirect mee te beslissen over de samenstelling van de Eerste Kamer. Na een interventie van de Eerste Kamer komen er nu (gekozen) kiescolleges; een soort Provinciale Staten met als enige taak het (mede) kiezen van de Eerste Kamerleden. Daartoe moet eerst de Grondwet worden gewijzigd.
Die wijziging zit eraan te komen, want de Tweede Kamer ging een week geleden akkoord met het voorstel in tweede lezing. De Eerste Kamer is nu aan zet en de tweederde meerderheid is vast haalbaar. Gestemd is er nog niet.
Dat neemt niet weg, dat minister Plasterk al het wetsvoorstel heeft ingediend om de kiescolleges in te kunnen stellen. In de memorie van toelichting staat dat het noodzakelijk is enkele wetten aan te passen 'aan de wijziging van de Grondwet'. Een wijziging die er dus nog niet is.
Het is allemaal niet zo erg; de Grondwetswijziging komt er vast. Toch is het vreemd dat nu allemaal zo'n haast heeft. Zou het anders echt niet meer lukken de wet voor de verkiezingen van 2019 tot stand te brengen? Kan, anders gesteld, echt niet eerst de totstandkoming van de Grondwetsherziening worden afgewacht? Het is toch vreemd om in een MvT te verwijzen naar een nog niet gerealiseerde Grondwetsherziening.
In 2010 kwam al eens een wijziging van de Kieswet tot stand, waarbij over de inwerkingtreding stond: "[treedt] pas in werking als de Grondwet voorziet in het kiesrecht etc..". Dat was dus: eerst een wijziging van de organieke wet en dan pas de Grondwet aanpassen. Het lijkt me, net als nu, een onjuiste volgorde.
Pas na een wijziging van de Grondwet kan de 'gewone' wetgeving die daar uit voortvloeit tot stand komen.