N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Over computers en stemmen tellen
De stemformulieren bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer, op 15 maart a.s., mogen alleen handmatig worden geteld. Dat besluit nam minister Plasterk van Binnenlandse Zaken op 1 februari jl. De Kiesraad reageerde prompt dat hij de uitslag van de verkiezingen mogelijk niet al op de verkiezingsavond bekend kan maken. “Het is nog onduidelijk hoe lang het tellen zal duren, en hoe dat precies in zijn werk zal gaan”, aldus Melle Bakker, secretaris van de Kiesraad (NRC Handelsblad 2 februari 2017).
Steen des aanstoots is het computerprogramma OSV dat wordt gebruikt bij het optellen van de stemmen. Bij eerdere Tweede Kamerverkiezingen werden de stemformulieren weliswaar handmatig geteld, maar werden de lokale uitslagen opgesteld met behulp van dit computerprogramma en werd ook de landelijke uitslag hiermee berekend. Het programma zou, aldus RTL Nieuws, onvoldoende beveiligd zijn tegen hackers. Het gevolg is dat de uitslag op 15 maart handmatig (met rekenmachientjes, want ook Excel schijnt gehackt te kunnen worden) moet worden berekend. Dat is vooral voor de ingewikkelde restzetelverdeling een flinke klus.
De Kieswet bepaalt niet op welke wijze de stemmen worden geadministreerd. De wet schrijft met betrekking tot het tellen van de stemmen voor, dat het stembureau ten aanzien van iedere lijst het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de som hiervan vaststelt. Ook blanco en ongeldige stemmen worden geteld (art. N5-N7 Kieswet). De stemformulieren worden in pakken gedaan, die worden verzegeld en waarvan proces-verbaal wordt opgemaakt. Het geheel wordt aan de burgemeester overgebracht (art. N9-N11 Kieswet). De burgemeester stelt het aantal stemmen van iedere kandidaat en iedere lijst het aantal stemmen vast. De wet schrijft niet voor op welke wijze hij dat doet. Dat ging derhalve tot voor kort met het computerprogramma OSV en zal nu handmatig moeten geschieden. De burgemeester brengt de processen-verbaal en zijn telling naar het hoofdstembureau (het stembureau van de kieskring) (art. N12 Kieswet). Ook het hoofdstembureau berekent (tot de laatste verkiezingen dus met OSV) wederom het aantal stemmen per kandidaat en lijst en brengt het proces-verbaal daarvan over naar het centraal stembureau. Dat stelt de definitieve verkiezingsuitslag vast (art. O2-O5 en P1 Kieswet). Ook het centraal stembureau gebruikte OSV en zal de uitslag nu handmatig moeten berekenen. Terzijde: de minister is belast met dit soort uitvoeringsaangelegenheden. Dat vloeit voort uit de Kieswet die specifieke onderwerpen aan de regering of de minister delegeert. De Kiesraad is het centraal stembureau bij de Tweede Kamerverkiezingen en adviseert de regering en de Kamers ‘in uitvoeringstechnische aangelegenheden’ die het kiesrecht of de verkiezingen betreffen (art. A3 Kieswet).
Zoals gezegd brengt dit flink wat extra werk met zich mee, maar begrijpelijk is het besluit van Plasterk wel. Eerder, in 2008, werden stemcomputers al in de ban gedaan. Daarvan werd in veel gemeenten gebruik gemaakt. De Kamer nam in 1989 een motie aan waarin de regering werd opgeroepen stemcomputers te stimuleren. Deze zouden doelmatig zijn en financiële voordelen bieden (Kamerstukken II 1988/89, 20 264, nr. 54). Het tellen van de stemmen ging razendsnel, namelijk met een druk op de knop. Het comité ‘wijvertrouwenstemmachinesniet’ gooide roet in het eten. Het wist aannemelijk te maken dat de machines onbetrouwbaar zijn (hoe weet ik dat mijn stem juist geregistreerd wordt?), te manipuleren zijn en dat het stemgeheim onvoldoende gegarandeerd is (een stem is aan een nummer te koppelen).
Nu gaat het bij stemcomputers niet alleen om het tellen van de stemmen, maar ook om het uitbrengen van de stem. In dat opzicht is de casus van de stemcomputers anders dan hetgeen nu speelt. Wel gaat het in de kern om hetzelfde constitutionele beginsel: de waarborging van vrije en geheime verkiezingen (art. 53 lid 2 Gw, art. 3 Eerste Protocol EVRM). Geheime verkiezingen betekenen dat niet kan worden nagegaan wie een stem heeft uitgebracht en op wie de kiezer heeft gestemd. Dit beginsel stond onder druk bij de stemcomputers. Bij onbetrouwbare software die mogelijk gehackt kan worden, staan de vrije verkiezingen onder druk. De ‘vrije meningsuiting van het volk bij het kiezen van de wetgevende macht’, zoals art. 3 EP het uitdrukt, kan dan immers niet worden vastgesteld. Te allen tijde moet voorkomen worden dat derden de uitslag van de verkiezingen kunnen manipuleren. Dat zou de democratie in gevaar kunnen brengen. Verkiezingen zijn te belangrijk om het risico van manipulatie, hoe gering dat risico misschien ook is, te aanvaarden.