N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Achtergrond: is uitsluiten als coalitiekandidaat bijzonder?
DEN HAAG (PDC) - Op een verkiezingsbijeenkomst in Arnhem liet de VVD weten in geen geval aan een regering te zullen deelnemen, waarin socialisten (de PvdA) zitting zou hebben.
Dat was in januari 1959.
Het als regeringspartner uitsluiten van partijen, in dit geval de VVD bij monde van toenmalig voorman P.J. Oud, is dus bepaald niet nieuw. Pas in de jaren negentig verliet de VVD die lijn. Ook PvdA en andere linkse partijen sloten in die jaren feitelijk regeringssamenwerking met de VVD uit.
In de jaren zestig koos de PvdA in 1969 voor de lijn: geen samenwerking met 'de KVP van Schmelzer', maar voor de verkiezingen van 1971 werd dat weer afgezwakt. PvdA, PPR en D'66 spraken in 1972 wel af niet met andere partijen te zullen gaan onderhandelen over hun verkiezingsprogramma 'Keerpunt '72'.
Die opstelling werd ingegeven door de overweging dat dit bijdroeg aan de duidelijkheid in de politiek. Kiezers moesten weten dat hun stem ook betekenis had voor de toekomstige regeringsvorming.
Nu coalitievorming waarschijnlijk moeizamer zal zijn, omdat alle meer partijen nodig zijn, is het uitsluiten van andere partijen minder wenselijk. Niettemin staat het partijen uiteraard vrij om dat wel te doen. In die zin draagt dat nog steeds bij aan duidelijkheid. Op basis van programma's kunnen partijen evenzeer concluderen dat toekomstige samenwerking niet mogelijk is. Premier Rutte deed dat nu, maar eerder (op 10 januari 2016) twitterde Wilders ook dat de PVV niet zou gaan regeren met de VVD, zolang Rutte daaraan leiding gaf.
Toekomstige regeringsvorming is evenzeer een overweging die kiezers kunnen laten meewegen bij hun stem in het stemhokje. Daarover vooraf duidelijkheid bieden, is toegestaan en bepaald niet ondemocratisch.
Lees ook: column 'Verplicht lief doen?' (15 mei 2009)