Achtergrond: hoofdelijke stemming als 'obstructie'

woensdag 6 juli 2016, 9:26

Gisterenavond moest de Tweede Kamervergadering voortijdig worden beëindigd, omdat bij een stemming bleek dat het quorum ontbrak. VVD'er Anne Mulder vroeg om hoofdelijke stemming over een door Louis Bontes tegen premier Rutte ingediende motie van wantrouwen. Bontes had die ingediend vanwege het 'negeren' van de uitslag van het Oekraïne-referendum.

Uit de stemming bleek dat er nog slechts zeventien leden aanwezig waren. Omdat het quorum ontbrak sloot Voorzitter Khadija Arib onmiddellijk de vergadering.

De Kamer vergadert feitelijk heel vaak op basis van een 'papieren' quorum. Bepalend is het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend. Pas bij een stemming kan blijken dat er feitelijk minder leden aanwezig zijn. Daarom wordt er vrijwel nooit onaangekondigd (hoofdelijk) gestemd.

In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw kwam het voor dat met name leden van de CPN-fractie in de avondvergadering om hoofdelijke stemming vroegen, in de wetenschap dat de vergadering vanwege een te gering aantal leden zou moeten worden gesloten. Dat was daarmee een vorm van obstructie. Na 1960 kwam dat echter niet meer voor, met één uitzondering.

Op 15 februari 1979 gebruikte Marcel van Dam (PvdA) het middel nog eens. Zijn fractie was zeer ontevreden over de wijze waarop minister Beelaerts van Blokland van Volkshuisvesting had geantwoord op kritiek op zijn begroting. Van Dam kwam met een ordevoorstel en liet daarover hoofdelijk stemmen. Ook toen moest de vergadering worden gesloten door het ontbreken van het quorum.