N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Achtergrond: Aanklacht tegen Rutte door Wilders niet uniek
DEN HAAG (PDC) - De vraag aan Tweede Kamervoorzitter Khadija Arib van Geert Wilders om vervolging in te stellen tegen premier Rutte is niet uniek. Eerder deed de PVV-fractie dat in oktober 2009 tegen minister Eberhard van der Laan.
Wilders vindt dat premier Rutte een ambtsmisdrijf pleegt door niet direct de goedkeuringswet over het Associatieverdrag met de Oekraïne in te trekken. Dat acht hij strijdig met de Wet raadgevend referendum. De Tweede Kamer zou de Hoge Raad daarom opdracht tot strafrechtelijke vervolging moeten geven.
In 2009 beschouwde de PVV het antwoord van minister Van der Laan over kosten van immigratie onvoldoende en daarmee een schending van de grondwettelijke inlichtingenplicht. De Tweede Kamer verwierp het verzoek tot het onderzoek van de klacht met 132 tegen 10 stemmen.
In 1948 vroeg oud-premier Gerbrandy de Tweede Kamer vervolging in te stellen tegen alle kabinetten sinds 1945 vanwege hun beleid ten aanzien van de vrijheidsstrijd in Indonesië. Dat verzoek werd afgewezen.