Half werk of voldongen feiten?

vrijdag 5 februari 2016, 10:00, column van Prof.Dr. Joop van den Berg

Jacques Delors, de man die in de jaren tachtig als voorzitter van de Europese Commissie een lichtelijk vastgelopen Europese Gemeenschap weer in beweging wist te brengen, beschouwde zichzelf als een man van ‘kleine stappen’ 1). Net zoals Robert Schuman, de man die aan de wieg stond van de Gemeenschappen, zag hij het meest in Europese integratie met behulp van kleine en functionele stappen zonder al te veel dwingende gedachten over waar dat precies op moest uitlopen 2).

Het is misschien goed om erbij te zeggen dat Delors de monetaire unie ook beschouwde als een ‘kleine stap’. Maar, was het wel een kleine stap of was het, zoals wij dat in een viertal columns hebben besproken, ‘half werk’? Want de monetaire unie bleek half werk; hetzelfde gold voor de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten in 2004 en voor het Verdrag van Schengen, alsmede voor de externe relaties. Met alle eigenaardige gevolgen van dien.

Eigenlijk heeft hetzelfde zich voorgedaan met de beslissing het Europese Parlement rechtstreeks te doen verkiezen in 1979, maar zonder echte parlementaire zeggenschap: opnieuw half werk. Die bevoegdheden zijn er intussen gekomen, maar het heeft het parlement op psychologische achterstand gezet ten opzichte van de parlementen in de lidstaten. Die verloren voor vele jaren hun belangstelling voor Europa, want er was nu toch een Europees Parlement? Het lichtelijk gezichtsloze Europarlement werd weliswaar alsnog een machtige instelling, maar waar ‘beleid tot stand komt zonder politiek’. Zoals in nationale parlementen meer en meer ‘politiek zonder beleid’ wordt bedreven 3).

Maar, misschien laat de geschiedenis van het Europese Parlement het beste zien wat er in de Unie aan de hand is. Hebben immers de politici die bijdroegen aan al dit Europese halve werk nooit gezien dat zij meer hadden moeten doen dan dat? In de meeste gevallen zagen zij dat heel goed. Tegelijk gingen zij ervan uit dat de tijd en de omstandigheden vroeg of laat zouden dwingen het werk alsnog af te maken. Bij het Europarlement mocht je er bij voorbeeld vanuit gaan dat competente parlementariërs geen genoegen zouden nemen met full time adviseren in plaats van beslissen 4). Zou dat dan bij al die andere halve karweien niet evenzeer gebeuren? Was het dan niet al een prestatie van belang voldongen feiten te scheppen waar mogelijk? Waarschijnlijk wel, omdat het in een ingewikkelde Europese context niet anders kon dan met wat Delors ‘kleine stappen’ heeft genoemd, maar wat met ‘voldongen feiten’ misschien beter wordt gekenschetst.

Als resultaat daarvan hebben wij nu wel te maken met ernstige legitimiteitsproblemen. Burgers kunnen het allemaal slecht volgen. Wat erger is: zij hebben het gevoel machteloos toe te moeten zien hoe Europa voort dendert van het ene voldongen feit naar het andere. Zij neigen tot terugtrekken in eigen nationale omgeving, hoewel ook daar de macht om te beslissen niet meer is wat die ooit is geweest. De Europese Unie is immers een semi-constitutioneel bestel geworden, of wij daar nu tegen hebben gestemd zoals in 2005 of niet.

Het heeft vier breuklijnen in Europa opgeleverd die een kluwen aan conflicten en onzekerheden met zich meebrengen 5). Er is de scherpe breuklijn tussen noord en zuid als het gaat om de monetaire unie. Er is een kloof tussen oost en west ontstaan, als het gaat om de lastenverdeling die het gevolg is van de vluchtelingenstroom naar Europa. Er is een steeds diepere kloof tussen semi-constitutioneel vastgelegde normen van concurrentie en ondernemersvrijheid tegenover het in Europa traditionele vereiste van sociale bescherming. Die geeft Europa een onevenredig kapitalistisch aanzien.  Ten slotte loopt er een breuklijn tussen de Europese instellingen (policy without politics) en de democratie in de lidstaten (politics without policy), waardoor beide gebrekkig functioneren.

Zoals Frans Timmermans, vicevoorzitter van de Commissie heeft gezegd, dit kan de Europese Unie in haar existentie aantasten. Op het eerste oog is het een kluwen van problemen die er tezamen en in vereniging tamelijk onoplosbaar uitzien. Misschien is de dwang om een oplossing te vinden de meest geruststellende factor; het is bovendien eerder vertoond.

Eén ding staat vast: van de voldongen feiten zal moeten worden afgestapt evenals van het negeren van het gebrek aan legitimiteit. Ook de ‘kleine stappen’ à la Schuman en Delors zullen moeten zijn gebaseerd op brede publieke steun.

Dit is de vijfde en laatste column in een serie over de staat van de Europese integratie. Naar eerdere columns.

 

  • 1) 
    Pierre Rosanvallon, De aard, het politieke model en de toekomstperspectieven van Europa, in: Luuk van Middelaar en Philippe Van Parijs (red.), Na de storm. Hoe we de democratie in Europa kunnen redden, Tielt: Lannoo 2015, 234.
  • 2) 
    Allan Janik, Schumans Europa, in: Rob Riemen (red.), De terugkeer van Europa. Haar tranen, daden en dromen. Nexus 70, Tilburg: Nexus Instituut 2015, 344 – 352.
  • 3) 
    Ivan Krastev, De democratie van de verwerping, in: Na de storm, 165. Eerder had Vivien Schmidt zich in woordelijk dezelfde termen uitgelaten. Zie bij: J.Th.J. van den Berg, Beleid zonder politiek, column Parlement en Politiek, 5 juni 2009.
  • 4) 
    Zoals ook is gebeurd: Julian Priestley, Six Battles That Shaped Europe’s Parliament, London: John Harper 2008.
  • 5) 
    Maurizio Ferrera, Hoe de Europese Unie besturen na zijn ‘faseverandering’, in: Na de storm, 219.