N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Tweehonderd jaar tweekamerstelsel en daar komen er nog wel wat bij
Ondanks alle bespiegelingen, soms zelfs plannen, ideeën - maar zelden voorstellen - staat het tweekamerstelsel feitelijk nauwelijks echt 'ter discussie'. Er is soms kritiek en er worden wel vraagtekens gezet bij de relatief grote macht van de Eerste Kamer, maar over hoe het anders moet, bestaat grote verdeeldheid.
De gedachte dat alles wat de Tweede Kamer besluit direct 'wet' is, wordt door weinigen als aantrekkelijk beschouwd. De Eerste Kamer kan in ieder geval nog wel eens bijsturen of desnoods - maar dat gebeurt niet veel - iets tegenhouden. Zowel uit democratisch als psychologisch oogpunt is dat belangrijk.
Maar de positie van de Eerste Kamer was en is niet gemakkelijk. Het probleem is en was simpel gezegd: als ze weinig van zich laat horen, rijst al snel de vraag wat het nut is. En als ze veel van zich laat horen (en tegenhoudt) dan wordt ze gezien als een lastige hindermacht. Het nut wordt de afgelopen decennia dan ook vooral gevonden in het 'zo mogelijk bijsturen', door het afdwingen van toezeggingen of desnoods een novelle.
Tegengestelde meerderheden in beide Kamers compliceren de positie wel, want waar regeringsfracties in de Senaat omwille van het regeerakkoord vaak soepelheid betrachten, ligt dat voor oppositiefracties niet als vanzelf voor de hand.
Uit voorbeelden in het buitenland weten we dat aan het alternatief voor een tweekamerstelsel in de vorm van een referendum ook bezwaren zitten. Dat liet recentelijk Griekenland zien. Na het afwijzende oordeel in het referendum over het steunpakket bleek de werkelijkheid toch anders. Referenda zijn goed om zaken tegen te houden, maar minder goed om te bepalen: hoe dan wel? Bovendien kun je niet voor ieder wetsvoorstel een referendum organiseren.
Als er iets zou moeten veranderen, dan ligt het voor de hand dat dit binnen het bestaande tweekamerstelsel gebeurt. Vanuit het Montesquieu Instituut zijn de (on)mogelijkheden op dat gebied in een bundel dit jaar in kaart gebracht. Centrale conclusie daarin was: het is complex en elke oplossing brengt ook weer nieuwe bezwaren met zich mee.
In 1998 concludeerde ik in mijn proefschrift over de Eerste Kamer*) dat politieke discussies over de Eerste Kamer weinig zin hadden, in de zin dat ze niets opleverden. Nu mag discussiëren uiteraard altijd, maar nog altijd geldt dat de kans dat er snel iets zal veranderen uiterst twijfelachtig is.
Bert van den Braak, "De Eerste Kamer. Geschiedenis, samenstelling en betekenis 1815-1995" (Den Haag, 1998)