N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Sterven in elkaars armen kan altijd nog
Dr. Peter Bootsma is als onderzoeker verbonden aan Universiteit Maastricht.
“Dat sterven in elkaars armen, weet u wel, wordt dat nog wat?” Vrij naar Gerard Reve zou aan de twee auteurs van het in 1974 verschenen boek ‘Crisis in de Nederlandse politiek’ gevraagd kunnen worden hoe het met hun voorspelling staat. Van hen is Henk Molleman overleden, maar de ander, Joop van den Berg, is springlevend en komt hier nog graag en vaak op terug. Het CDA bestond nog niet eens toen zij optekenden: ‘Naar alle waarschijnlijkheid komt de christelijke eenheidspartij te laat om nog een redelijk massale aanhang te krijgen. Het wordt nu op zijn best een kwestie van sterven in elkaars armen.’ Zou het?
Als wordt afgegaan op zijn politieke leiders, dan kan eenvoudig vastgesteld worden dat regeren het CDA in de afgelopen 40 jaar vaak geen windeieren heeft gelegd. Regeren lijkt de partij op zichzelf beter af te gaan dan oppositievoeren, maar het is natuurlijk allemaal weer ietsje ingewikkelder dan dat.
CDA als regeringspartij
De ‘premierbonus’ is door de politiek leider van het CDA veelvuldig binnengeharkt. Weliswaar ging de partij in 1981 en 1982 een paar zeteltjes terug in aantal met de zittend premier als lijsttrekker, maar van hem - Van Agt – is het onmiskenbaar een prestatie dat hij in 1977 de scherpe electorale neergang van zijn partij een halt toeriep, en toen zelfs een miniem winstje boekte. Voor het gemak worden dan de uitslagen van KVP, ARP en CHU (waar het CDA uit voortkam: bij Kamerverkiezingen vanaf 1977, als partij in 1980) bij elkaar opgeteld.
Wij vergeten het makkelijk, maar het is toch echt nog maar een halve eeuw geleden dat die drie partijen samen gewoon een Kamermeerderheid hadden (76 zetels in 1963). Nog geen tien jaar later, in 1972, waren daar (vooral door het verlies van de KVP) nog maar 48 zetels van over. Van Agt tekende in 1977 voor 49 zetels; in 1982 waren daar nog steeds een respectabele 45 van over.
Nieuwe vette jaren braken voor de partij aan onder zijn opvolger Lubbers: in 1986 en in 1989 voerde hij de partij naar het record van 54 zetels, dat nog steeds staat. ‘We rule this country’ werd in 1986 een gevleugelde spreuk van CDA-Kamerlid Joost van Iersel; hij schijnt dat nooit zo gezegd te hebben, en al helemaal niet bedoeld, maar hier bleek de oude journalistieke wijsheid te gelden dat een mooi verhaal niet doodgecheckt moet worden.
Het electorale verval
Het eerste grote electorale verval van het CDA deed zich voor in 1994, en luidde zowel een periode van oppositie in, als een lange zoektocht door de woestijn naar politieke richting. De partij versleet bovendien vijf leiders in acht jaar. Na het voorlopige dieptepunt van 29 zetels in 1998 lukte het in 2002 Jan Peter Balkenende de electorale lijn omhoog weer te vinden. De eerste drie keer dat hij als lijsttrekker optrad (in 2002, 2003 en 2006) behaalde het CDA weer ‘ouderwets’ tussen 40 en 45 zetels. In 2010 maakte Balkenende - en de partij - echter dezelfde fout als in 1994 toen de opvolging van Lubbers niet goed was geregeld en/of – in het geval van Balkenende - één keer te vaak lijsttrekker wilde zijn. Dat kostte de partij zowel in 1994 als in 2012 meteen maar liefst 20 zetels. Van de 21 zetels in 2010 bleven, na de meest omstreden coalitie waaraan het CDA ooit deelnam, de gedoogconstructie met de PVV, in 2012 nog slechts een schamele 13 over. Het CDA heeft nu evenveel zetels als alleen de ARP steeds ongeveer behaalde sinds de oorlog.
CDA ten tijde van Rutte-II
De situatie is voor de partij echter zeker niet hopeloos. De partijleider, Sybrand van Haersma Buma, lijkt stevig in het zadel te zitten. De continue bijltjesdag die de eerste periode kenmerkte dat de partij oppositie voerde (van 1994 tot 2002) is lang vergeten. Dat het kabinet van VVD en PvdA andere partijen nodig heeft om in de Eerste Kamer aan een meerderheid te komen, biedt ook voor het CDA volop kansen. Dan moet de partij die alleen wel willen pakken. Meteen na de val van het eerste kabinet-Rutte leek dat even te lukken: het CDA sloot een begrotingsverbond met VVD, D66, GroenLinks en de ChristenUnie, waardoor de PvdA effectief in een isolement raakte. Vanaf de totstandkoming van de coalitie tussen PvdA en VVD waren de rollen tussen PvdA en CDA echter ineens omgedraaid. Sindsdien zien we - naast de voormannen uit de coalitie van PvdA en VVD - vooral Alexander Pechtold, Arie Slob en Kees van der Staaij optreden als er weer eens ergens een akkoord over gesloten wordt. De afgelopen twee jaar lieten ook geregeld een felle en soms wat zurige toon zien bij de oppositie van het CDA. Voor een partij die zo lang geregeerd heeft is het eigenlijk ook wel logisch dat het zoeken blijft naar de goede oppositionele toon.
De strijd om de plaats in het centrum van de macht in Den Haag begint nu, halverwege de kabinetsperiode, ook gewoon overnieuw, en wel - via de provincies – om de zetelverdeling in de Eerste Kamer. De partij laat zien daar zoveel belang aan te hechten dat twee Kamerleden afscheid gaan nemen om lijsttrekker van hun partij te worden bij de Provinciale Statenverkiezingen van maart, in Friesland en in Overijssel. Van oudsher zijn dat bolwerken van die partij: waarom zouden zij dat met een prominente lijsttrekker niet zo weer kunnen worden?
Bij de Haagse discussies over het toekomstige belastingstelsel heeft de partij zich onlangs weer in het ‘in’-kamp weten te manoeuvreren, samen met D66. Ook dat biedt allerlei kansen om – in elk geval potentieel - CDA-wensen ingewilligd te krijgen bij de stelselherziening. Dat ziet de achterban van elke partij graag, maar voor de gezinsachterban van het CDA geldt dat wel in het bijzonder. Overigens is nog allerminst zeker dat dit thema ook echt uit de startblokken zal komen, dus het CDA neemt ook een zeker risico met de keuze voor het kamp van de constructieve oppositie.
Nog is er dus niets verloren voor het CDA. Dat sterven in elkaars armen, dat kan altijd nog.