N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Politiek en voetbal: commotie rond het wereldkampioenschap
In tijden waarin zelfs de tv-quiz Lingo en het Eurovisie Songfestival gepolitiseerd worden, is het niet gek dat ook aan sport politiek belang wordt gehecht. Niet voor het eerst werd in de aanloop naar de Olympische Winterspelen in Sotsji gesproken over een politieke boycot. Ook voetbal is niet vrij van politiek, zo bleek onlangs toen de toewijzing van het WK 2022 aan Qatar opnieuw in opspraak kwam. Dat politieke factoren een rol spelen bij sport is niet nieuw; wel is het interessant om te zien dat de regering nu vooral het publieke belang van sport voorop zet. In dat kader past een vergelijking, waarbij hier is gekozen voor het WK voetbal van 1978.
Destijds vond het wereldkampioenschap voetbal plaats in Argentinië. Voor de meeste voetballiefhebbers staat dit toernooi bekend om de snoeiharde finale, waarin Nederland met 3-1 verloor van het thuisland. Maar er was meer aan de hand. Argentinië ging destijds gebukt onder het dictatoriale regime van generaal Jorge Videla. Naar schatting zijn ten tijde van zijn bewind tussen de negenduizend en dertigduizend Argentijnen ‘verdwenen’.
Meningen over de WK-deelname van Nederland verschilden sterk: zo was er aan de ene kant sprake van protestacties van het cabaretduo Freek de Jonge en Bram Vermeulen, maar aan de andere kant de naïeve houding van de Nederlandse ambassadeur Donoré van den Brandeler. Laatstgenoemde zag geen kwaad in het militaire regime van Argentinië. Sterker nog, hij zag er wel wat in: “Al die verdwijningen waar Amnesty International het over heeft, willen er bij mij niet in. De mensen hebben hier nu eenmaal een sterke vent boven zich nodig. De heer Videla ken ik als een zeer christelijk en goed mens.” Minister Van der Klaauw (Buitenlandse Zaken) vond dit te ver gaan. Jonkheer Van den Brandeler kreeg een ‘stevige reprimande’ en werd vriendelijk verzocht in het vervolg zijn mond te houden.
Reacties in Nederland
De protestactie van De Jonge en Vermeulen leidde zelfs tot Kamervragen. De leden Ter Beek (PvdA) en Waltmans (PPR) vroegen minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw om een verklaring tijdens het vragenuurtje van 23 februari 1978. Ter Beek vroeg naar de mogelijkheid meer te doen voor politieke gevangenen in Argentinië (“een rechts-reactionaire dictatuur, waar elk verzet met geweld wordt beantwoord”). Waltmans vroeg de minister verantwoording af te leggen over de politieke en economische banden vanuit Nederland met het Argentijnse regime.
Van der Klaauw benadrukte dat contacten met de Argentijnse regering ‘niet verder gaan dan nodig is’, en vond de deelname aan het WK verder een zaak van de KNVB. Ook op 14 april kreeg Van der Klaauw vragen, in eerste instantie van de leden Waltmans en Beckers-de Bruijn (PPR) en later ook van de PvdA-leden Dankert, Pronk en Van den Bergh, over Van den Brandeler's politieke functie in Argentinië. De minister benadrukte steeds weer dat de ambassadeur slechts een protocollaire rol vervulde.
Dat de zaak gevoelig lag, bleek ook uit een niet door iedereen gewaardeerde 1 aprilgrap van de NOS. Door middel van gefingeerde interviews met KNVB-bestuurders, spelers, hun vrouwen, sportjournalisten en bondscoach Ernst Happel, en een reactie van FIFA-voorzitter Joao Havelange die dreigde met een schorsing voor Nederland, hadden de verslaggevers Koomen en Samplonius veel Nederlanders (onbedoeld) geschokt achtergelaten. Slechts de helft van de luisteraars kon om de 1 aprilgrap lachen.
Hoe dan ook, de KNVB zag geen reden om de WK-deelname te annuleren. Sport en politiek moesten gescheiden blijven, zo luidde de mening van KNVB-bestuurder Jacques Hogewoning, hoewel later bekend werd dat de KNVB wel degelijk om overheidssteun voor de deelname had gevraagd. Volgens de Leeuwarder Courant van 17 maart 1978 was er onder het Nederlandse volk in ieder geval weinig animo voor een boycot; slechts 29 procent was van mening dat het Nederlands elftal niet moest gaan, zo meldde de krant.
Incidenten WK 1978
De afloop is bekend: “Oranje” haalde de finale, die gekenmerkt werd door veel zware overtredingen en ‘de bal op de paal’ van Rob Rensenbrink. De wedstrijd die de meeste commotie opleverde was echter al eerder gespeeld: Argentinië-Peru in de tweede groepsronde. Alleen door Peru met minimaal vier goals verschil te verslaan zou Argentinië ten koste van aartsrivaal Brazilië in de finale komen. Het werd uiteindelijk 6-0, en tot op de dag van vandaag wordt Argentinië ervan verdacht de tegenstander te hebben omgekocht. Niet alleen de uitslag van de wedstrijd was verdacht, ook het tijdstip was opvallend. Doordat de Brazilianen eerder op de dag speelden, wisten de Argentijnen precies welke uitslag zij nodig hadden.
Peru’s president Fransisco Bermudez zou een deal hebben gesloten met Jorge Videla: in ruil voor een ruime overwinning zou de Argentijnse dictator de "zorg" dragen voor dertien Peruaanse dissidenten. Deze groep politici waren tegenstanders van Videla en lieten dat duidelijk merken. Bermudez wilde van ze af, en voor Videla viel er ander voordeel uit de deal te halen: hij moest en zou het WK winnen om het imago van het land op te poetsen. In 2012 klapt Genaro Ledesma, één van de dertien dissidenten, uit de school en kwam het verhaal plots weer in de media. De Peruaanse oud-senator bevestigde dat Videla en Bermudez een deal hadden gesloten, in het kader van het zogenaamde Plan Condor waarbij Latijns-Amerikaanse dictaturen in de jaren zeventig elkaars dissidenten hielpen verdwijnen. Eerder al, in 1998, had de Peruaanse oud-doelman Quiroga toegegeven minder inzet te hebben getoond tijdens de wedstrijd, en de Argentijnse oud-aanvaller Luque had enkele jaren na het WK al gezegd ‘niet trots te zijn’ op de overwinning. Door de wereldvoetbalbond FIFA werd ontkend noch bevestigd of er onderzoek werd gedaan naar de gebeurtenissen.
Afloop
Was er op basis van deze verdachte omstandigheden na afloop van het WK opnieuw reden voor kritiek? Had men een duidelijker signaal willen zien, waarin het Argentijnse regime werd afgewezen? Of had de wereldwijde aandacht voor Argentinië juist een positieve invloed op de mensenrechten aldaar? In eerste instantie lijkt er weinig verandering hierin te zijn opgetreden. Minister Van der Klaauw zag echter in mei 2003 alsnog reden om zijn standpunt uit te leggen. Tijdens een interview met NRC verklaarde hij zich, als liberaal ambtsdrager, niet te hebben willen bemoeien met de keuze van de KNVB, maar persoonlijk was hij tegen de deelname: “Naar zo’n land ga je niet”.
WK 2014
De huidige situatie staat in geen verhouding tot die van 1978. In Brazilië worden niet op die schaal mensenrechten geschonden als indertijd in Argentinië. Boycots of het thuis houden van politieke vertegenwoordigers - zoals bij de Olympische Winterspelen in Sotsji - zijn vooralsnog niet aan de orde. Wel zijn er - net als in Zuid-Afrika bij het wereldkampioenshap voetbal in 2010 - problemen bij de voorbereidingen. Maar dat lijkt vooral nationaal en niet internationaal de gemoederen bezig te houden, en wellicht ook wel de FIFA. Die organisatie heeft momenteel een zware dobber aan de kritiek op het WK 2022 in Qatar. Die toewijzing zou het resultaat zijn van corruptie en vriendjespolitiek. Bovendien zouden er bij de voorbereidingen al zo'n 1200 (gast)arbeiders zijn omgekomen. Hoewel de beslissing om het kampioenschap in ieder geval niet in de snikhete zomer te organiseren, de gemoederen enigszins heeft bedaard, lijkt Qatar toch nog niet zeker van van het WK in 2022.
Sport als middel
Sport en politiek kunnen niet meer als afzonderlijke thema’s worden behandeld. In voetbal gaat buitengewoon veel geld om en de belangen zijn uitzonderlijk hoog. Dat was 36 jaar geleden zo in Argentinië, dat is dit jaar het geval in Brazilië en zal de komende jaren niet veel veranderen. Er staat ons dus nog een hoop discussie te wachten: wat bijvoorbeeld te denken van het WK 2018 in Rusland? Het laten organiseren van grote sportevenementen door landen die gekenmerkt worden door mensenrechtenschendingen of grote inkomensongelijkheid, zou enerzijds de omstandigheden aldaar kunnen verbeteren dankzij wereldwijde aandacht. Anderzijds is het maar de vraag of dergelijke aandacht na verloop van tijd blijft hangen, en of het niet juist een verkeerd signaal afgeeft om zowel een sportieve als politieke afvaardiging naar dit land te sturen.
Momenteel kiest de Nederlandse regering ervoor om sport in te zetten als 'middel voor een betere samenleving' (minister Schippers, 2014) en 'een manier om de dialoog aan te gaan' (Rutte, 2014). Daarmee heeft het beleid in de loop der jaren een draai van 180 graden gemaakt ten opzichte van 1978. Het nadrukkelijk scheiden van politiek en sport heeft plaats gemaakt voor een houding die het publieke belang van sport voorop zet. Dat kan een positieve invloed hebben, indien de spreekwoordelijke verbroedering zou bijdragen aan maatschappelijke problemen. Maar hiermee wordt sport wel meer een middel in plaats van een doel op zichzelf. Of die ontwikkeling wenselijk is, dat is maar zeer de vraag.