Europese verkiezingen: een eerste reactie

vrijdag 23 mei 2014, 15:03, analyse van Prof.Mr. Aalt Willem Heringa

DEN HAAG (PDC) - 37 procent opkomst op donderdag 22 mei voor de verkiezingen voor het Europees Parlement in Nederland. Gelukkig niet lager dan vijf jaar geleden. Dat is een hele geruststelling. Dat 63 procent thuis blijft is uiteraard wel erg veel, vooral nu het EP sinds het Verdrag van Lissabon machtiger is dan ooit en zich nota bene ook nog eens had geprofileerd met kandidaten voor het voorzitterschap van de Commissie. Dat heeft de Nederlandse kiezer in ieder geval niet verleid, zo lijkt het. Vier zaken vallen op.

Versplintering

De 26 Nederlandse zetels gaan verdeeld worden over 10 partijen, met een variëteit van 1 tot 4 zetels. Dat maakt het politieke landschap er niet coherenter op, als dit soort gespreide resultaten zich ook doorzetten bij landelijke TK verkiezingen. Daar speelt, zo bleek ook in 2012, echter toch vaak nog wel de machtsvraag waar kiezers zich mede door kunnen laten leiden, namelijk wat voor soort regering willen we en welke partijen geven we daartoe onze stem om een stabiele coalitie mogelijk te maken. Dit soort overwegingen is denk ik weinig tot niet relevant geweest op 22 mei.

Nationale voorkeuren en nationale politiek

Deze verkiezingen gingen ook over nationale voorkeuren en hoe wordt aangekeken tegen de nationale politiek. Dat is nu eenmaal zo bij EP, Provinciale Staten en gemeenteraadsverkiezingen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen leidde dat tot een groei van lokale partijen. Op 22 mei resulteerde dat in een uitwaaiering over 10 partijen. Twee partijen die niet in het kabinet zitten (D'66 en CDA) zijn de grootste nu, waarbij voor D'66 ongetwijfeld een rol speelt de koers van die partij ten aanzien van de EU en het kabinet. (Tussen haakjes: zowel D'66 als VVD zitten in dezelfde EP liberale fractie: wat dat betreft zou een stem op de een of de ander dus niet veel uitmaken). Maar het kabinet is niet erg populair, zo lijkt het.

Dat is begrijpelijk en ook raar. Begrijpelijk door de veelheid aan vervelende maatregelen en de wat warrige start met een strak regeerakkoord en daarna volgende reeksen van akkoorden en aanpassingen. Maar raar omdat het er ook op lijkt dat kiezers regeringen en partijen die stabiel een beleid uitvoeren en vertrouwenwekkend een koers bepalen en uitvoeren weten te waarderen en belonen. Coherentie, stabiliteit, vaste koers, helderheid, betrouwbaarheid, daadkracht zijn daarbij evenzovele sleutelwoorden. En linksom of rechtsom, er worden grote structurele veranderingen op gang gebracht. Door de akkoorden democratie en het verschil in meerderheid in TK en EK is die stabiliteit echter niet erg zichtbaar. Kan ook minder zichtbaar zijn omdat we als kiezers steeds minder heldere meerderheden kiezen.

Nederland en Europa

Is deze uitslag nu een indicatie van populariteit van de EU respectievelijk de Euro? Dat moeten opiniepolls maar uitwijzen. Extreem negativisme over de EU en de Euro is minder wijd verbreid dan zou kunnen worden gevreesd. De vraag andersom is echter evenzeer interessant. Hebben we als burgers nu last van de EU en zo ja waar? Die vraag is door vele kiezers niet goed te beantwoorden, behalve dat het Europees Parlement onbekend is, dat onhelder is wie nu wat doet in de EU. Daar ligt voor de Nederlandse partijen wel een probleem.

Niet gezegd kan worden dat de Nederlandse Europarlementariërs nationaal erg bekend zijn respectievelijk zeer actief zijn op nationaal niveau om over het Europees Parlement te vertellen en de Nederlandse kiezer voor te lichten wat het Europees Parlement voor hen doet en waarom. Eens in de vijf jaren kunnen politieke partijen bevreesd zijn voor een lage opkomst; maar tussentijds zouden ze actiever kunnen terugkoppelen wat het EP doet, hoe de verschillen tussen partijen zijn en wat er voor belangrijks is gebeurd.

Europese verwachtingen

In de verkiezingscampagnes ging het deels om pro of contra EU en Euro. Interessant was dat op 22 mei 's avonds opiniepeilingen werden gepresenteerd over wat de Nederlandse kiezer van de EU verwacht. En kort gezegd kwamen die er op neer dat men op buitenlands beleid en economie daadkracht verwacht, en dat niet met een grote minderderheid of krappe meerderheid maar met een ruime 2/3 meerderheid.

Daar zit dan ook de crux van het zogenaamde legitimiteits probleem. Kiezers verwachten redelijkerwijs dat politici te vertrouwen zijn en daadkrachtig en consistent problemen aanpakken en oplossen. En de spagaat van de EU is dat deze deels zo is gebouwd dat daadkracht lastig is door de noodzaak van unanimiteit resp. gekwalificeerde meerderheden, dan wel het ontbreken van EU bevoegdheden. En door de kakafonie van krachtige verklaringen van nationale politici aan de vooravond van Europese toppen en de verwaterde compromissen achteraf. De EU lijkt een beetje op de Nederlandse coalitie: veel lange onderhandelingen, veel akkoorden en een lange doorlooptijd van wetgeving en veranderingen en dus een langdurige onzekerheid en angst voor de effecten ervan. Beide hebben het om die redenen dus lastig in de kiezersgunst.