Negeren of debatteren?

vrijdag 28 maart 2014, 10:39, Charlotte Brand

Sinds het optreden van Geert Wilders afgelopen woensdag is de vraag weer actueel: negeren of debatteren. De PvdA liet zich uit voor het eerste, Alexander Pechtold in de Volkskrant voor de andere methode. Het is niet nieuw dat Kamerleden zich niet altijd even goed raad weten met politici met extreme standpunten. Dat gold al in de jaren vijftig voor de Communistische Partij Nederland (CPN) die onder meer werd geweerd uit de Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken. Tevens kwam het voor dat de communisten voor een lege vergaderzaal spraken omdat alle collega's uit protest de zaal hadden verlaten. Doodzwijgen leek soms wel het credo. In de jaren zestig kwam Hendrik Koekoek met zijn Boerenpartij in de Kamer. De parlementariërs wisten niet hoe ze moesten ingaan op de vaak onduidelijke gedachtespinsels van de boerenleider. Koekoeks uitspraken werkten dikwijls op de lachspieren, maar zorgden ook voor veel irritatie. Ook Hans Janmaat, die in de jaren tachtig in de Kamer kwam, was een persoon die met zijn uitspraken voor veel beroering zorgde. In de periode 1982-1986 en 1989-1998 was hij Tweede-Kamerlid voor de Centrum Partij (CP) en later voor de Centrumdemocraten (CD). Hij liet geen gelegenheid onbenut om te roepen dat hij in zijn politieke loopbaan werd gedwarsboomd door de pers en door zijn collega-Kamerleden. Niet voor niets sprak hij in één van de laatste interviews voor zijn dood de woorden ‘ik mocht nooit meedoen'.

Blijkbaar bestaan er in de Tweede Kamer marges waarbinnen politici zich volgens de heersende normen en waarden dienen te bewegen. Deze marges staan niet vast en zijn dus niet strikt, maar bepalen wel wat politiek gezien wordt geaccepteerd. Wanneer een volksvertegenwoordiger een radicale opvatting ventileert, kan hij op veel kritiek van zijn collega's rekenen. Kennelijk vinden parlementariërs dat collega's niet alles wat zij vinden in de Kamer mogen zeggen. Wanneer er extreme standpunten worden geponeerd door een parlementariër, roepen collega-Kamerleden dikwijls dat er op een ‘waardige' en ‘fatsoenlijke' manier gedebatteerd dient te worden. Maar wanneer wordt de grens van fatsoen overschreden?

De omgang met volksvertegenwoordigers, die de grenzen opzochten of hier zelfs over heen gingen, bleek in het verleden niet eenvoudig. In hun werkrelatie met Hans Janmaat stonden politici dikwijls voor een dilemma. Moesten ze hun ambtsgenoot, die zich afficheerde met slogans als ‘vol is vol' en ‘Nederland voor de Nederlanders', eenvoudigweg negeren of dienden ze juist met hem in discussie te treden? Enerzijds vonden de parlementariërs dat alles gezegd moest kunnen worden. Anderzijds was het de vraag of dit ook nog gold wanneer de uitspraken van het radicale Kamerlid tegen de grenzen van het betamelijke aanzaten of die zelfs overschreden? Was het dan niet beter om hem simpelweg te negeren?

In de eerste periode waarin Janmaat Kamerlid was, beproefden de overige Kamerleden de tactiek van het negeren. Dat leek de makkelijkste oplossing. Immers, door Janmaat te negeren, kon het debat uit de weg worden gegaan en kreeg de politicus niet nog een groter podium om zijn extreemrechtse gedachtegoed te etaleren. Daarnaast leken de volksvertegenwoordigers te denken dat het succes van Janmaat wel zou overwaaien wanneer ze hem negeerden. Toen het politiek buitensluiten niet bleek te werken, werd er gezocht naar een nieuwe tactiek in omgangsvormen. Er werd voor gekozen om toch met Janmaat het debat in de Kamer aan te gaan. Dit bleek echter makkelijker gezegd dan gedaan. Janmaat speelde vooral bij gevoelige onderwerpen als het asielbeleid in op de heersende onderbuikgevoelens. Daarnaast leek hij van provoceren zijn tweede natuur te hebben gemaakt. De steeds hogere aantallen virtuele zetels in de opiniepeilingen zorgden daarbij voor veel extra onrust bij de gevestigde partijen. Dit alles leidde bij de Kamerleden tot frustratie. De onmacht die Kamerleden voelden in de omgang met hun extreemrechtse collega, bleek onder andere uit het feit dat zij Janmaat een aantal keren in de Kamer uitmaakten voor ‘racist'. Ze moesten kiezen tussen negeren of debatteren, maar met een rationele keuze voor het een of het ander was de uitvoering hiervan nog geen feit. Nadat Janmaat in oktober 1993 voor de tweede keer in de Kamer als ‘racist' werd betiteld, publiceerde NRC Handelsblad een artikel met de kop ‘De Kamer worstelt: hoe om te gaan met Janmaat'. Het fractiebestuur van het CDA liet weten dat het zich zou beraden op een advies aan de fractie hoe de partij het beste met Janmaat om kon gaan. John Lilipaly van de PvdA, voorzitter van de vaste Kamercommissie voor minderheden zei: ‘Ik heb hier geen antwoord op, maar wie heeft dat wel? Janmaat komt nooit op vergaderingen, maar als je met hem wil argumenteren, gaat hij daar niet op in. Hij speelt alleen in op gevoelens van mensen.' Vice-fractievoorzitter van de VVD Hans Dijkstal wilde het liefst zakelijk argumenteren met de Centrumdemocraat, maar Janmaat debatteerde volgens Dijkstal erg chaotisch.

Negeren zorgde ervoor dat Janmaat de rol van ‘tegengewerkte rebel' kon opeisen. Hij kon dan immers met recht zeggen dat het Haagse establishment hem belemmerde in zijn werk als volksvertegenwoordiger. Debatteren met Janmaat bleek evenwel onmogelijk. Daarom werd er dikwijls gekozen voor een derde weg: de aanval. Maar ook door deze tactiek kon Janmaat zich weer makkelijk in de slachtofferrol manoeuvreren vanwaar hij het beste opereerde. Daarbij was het voor Hans Janmaat ook een sport om uit te dagen en te ontregelen.

Nu zit de Kamer weer in zijn maag met een politicus die volgens sommigen een grens heeft overschreden. Dat moge het geval zijn, het negeren van een politicus, die een groep kiezers vertegenwoordigt in de politieke arena, is geen goede oplossing. Ik roep de Kamerleden op om met elkaar in debat te blijven. Het is verder aan de rechter om te oordelen of de uitspraken van Wilders aanzetten tot discriminatie. In het geval van Janmaat oordeelde de rechter in de jaren negentig in drie verschillende zaken dat daarvan inderdaad sprake was.

Dit stuk is een bewerking van het artikel: ‘De Tweede Kamer en de omgang met Hans Janmaat, politicus in de periferie. Het paspoortfraudedebat, 17 oktober 1996' in: Jan Willem Brouwer, e.a. (red.), Politiek als passie. Twaalf opmerkelijke naoorlogse Kamerdebatten (Amsterdam 2007) p. 103-114.

Bron: Centrum voor Parlementaire Geschiedenis